Vanmorgen werd ik weer eens wakker met dikke ogen en mijn neus helemaal dicht. Dus weer een tip: ga er altijd van uit dat kussens in gîtes en albergues vies zijn. Gebruik bijvoorbeeld een stapeltje kleren als kussen (helaas was mijn was gisteravond niet droog). Ik heb ook iemand gezien met een opblaasbaar kussen; dat vind ik ook geen gek idee. Aan een eigen kussensloop heb je niets, want de kussens in Frankrijk en Spanje hebben over het algemeen andere afmetingen dan in Nederland.
Na een uurtje lopen kom ik langs een huis waar een man bezig is om een lange wandelstok te snijden uit een tak. Hij ziet mijn lange wandelstok, en wil ze direct vergelijken. Ze blijken exact even lang, en dan bedoel ik ook echt op de milimeter. De man vindt het prachtig en wil mijn stok van alle kanten bekijken en wegen; ook wat ik er allemaal in gebrand heb, vindt hij schitterend. Vervolgens wil hij me laten zien wat hij in zijn loods heeft. Die blijkt helemaal vol te staan met prachtig houtsnijwerk; ik vind het bijna jammer dat ik geen ruimte in mijn rugzak heb voor souvenirs.
Als het tijd is om te lunchen, kom ik langs een paar tafeltjes met stoelen, met daarbij automaten met frisdrank, bier, snacks en koffie. Dat zie je hier vaker; zo profiteert men ook in de dorpjes zonder cafés nog een beetje van de pelgrims. Om mijn gebruik van een tafel en stoel voor mijn lunch te rechtvaardigen, besluit ik een grote koffie uit de automaat te trekken. Helaas loop ik hier weer tegen mijn gebrekkige Spaans aan: blijkbaar betekent ‘café largo‘ niet ‘grote koffie‘, maar ‘klein trut-beetje koffie met heel veel suiker‘. Weer wat geleerd…
Een uurtje na de lunch zie ik vanuit de verte een camper met een geel kenteken op een parkeerplaats langs de weg staan. ‘Ha, Nederlanders,’, denk ik, ‘daar ga ik eens aankloppen.’. Als ik dichterbij kom, en de koffie die ze me ongetwijfeld gaan aanbieden al bijna kan proeven, zie ik dat het een Brits kenteken is.
Gisteren bleek mijn gidsje er een paar kilometer naast te zitten, maar vandaag waren de gids en de GPS het roerend eens: 29,8 kilometer. Gelukkig hoefde er bijna niet geklommen te worden, en liep het bijna de hele weg flauwtjes af richting Lugo. Het was bovendien prima wandelweer.
Lugo is een stad, en hoe ik over steden denk, weten we inmiddels wel, dus daar hoef ik verder niet meer op in te gaan.
De albergue in Lugo heeft 44 bedden, maar ik geloof dat ik daar inmiddels ook mijn zegje wel over gedaan heb.
Kamperen was hier trouwens geen optie, want we zitten middenin de stad, binnen de historische stadsmuren.
Ik heb sowieso maar besloten dat ik me niet te druk meer ga maken over de toeristen. Overmorgen sluit ik aan op de Camino Frances, de meest toeristische Jacobsweg, en dan wordt het nog veel erger. In Arzúa, waar de Camino Primitivo en de Camino Frances elkaar ontmoeten, zijn 6 albergues met in totaal 316 bedden; en dan ook nog de nodige pensions en hotels. En dat wordt alleen maar erger naarmate we dichter bij Santiago de Compostela komen.
En mijn tocht duurt ruim 5 maanden en zit er bijna op; laat ik dat niet afsluiten met 2 weken boosheid.
Naam | Albergue de Peregrinos |
Plaats | Lugo |
Prijs per nacht | €6,00 |
Douche | Bij de prijs inbegrepen. |
Wifi | Nee. |
Eten | Heel klein keukentje aanwezig. Volop winkels en restaurants. |
Geef een reactie