Op 6 november vorig jaar, ik was toen nog hospitalero in de albergue van San Vicente de la Barquera, klopte Anita aan bij albergue El Galéon. Anita, zelf eigenares van een albergue in het zuiden van Frankrijk, was onderweg naar Santiago de Compostela, en had ergens bedwantsen opgelopen, de nachtmerrie van iedere pelgrimsopvang. Sofía, de dame die de scepter zwaait over El Galéon, wilde Anita doorsturen naar de volgende albergue, maar ik wilde daar niet van weten, en hielp Anita van haar bedwants af. Als dank nam Anita me mee uit eten, en daarmee leek het verhaal af.
Maar zoals alles dat goed is, moest ook dit eerst nog even gisten. En zo kon het gebeuren dat ik van de week een mail kreeg van Anita: de laatste 2 weken van mei blijken in haar refuge de drukste weken van het jaar, en daarom vroeg ze zich af of de knapste hospitalero die ze kent misschien tijd zou hebben om bij te springen.
Nou ja, dat van die knapste hospitalero heb ik eigenlijk verzonnen, maar ze vroeg wel of ik die weken wilde komen helpen. In eerste instantie twijfelde ik een beetje; niet omdat ik niet wil — ik wil heel graag — maar omdat tegen die tijd Frimousse hier net een week of 2 is. Maar na wat overleg zei Gilles ‘Joh, dat komt best goed.‘ en ‘Dan ben jij er ook even tussenuit.‘. Gilles begrijpt inmiddels dat ik iemand ben die veel verschillende indrukken nodig heeft, en wil dus het liefst dat ik even ‘een frisse neus ga halen’, om vervolgens weer voor een paar maanden terug te komen. En eigenlijk wil ik dat zelf ook het liefste, dus ik stemde vrij snel toe.
Half mei stap ik dus op de trein richting Montréal-du-Gers (benieuwd hoe ze hier denken over zwartrijdende pelgrims… ) en mag ik twee weken lang weer pelgrim tussen de pelgrims zijn. En als mijn berekening een beetje klopt, is na die 2 weken Elisabeth hier in de buurt, en kan ik aansluitend nog een stukje met haar meelopen.
Eens een pelgrim, altijd een pelgrim…
Recente reacties