In 2014 liep ik van Wateringen in Nederland (in het Westland) naar Fisterra in Spanje (ten westen van Santiago de Compostela).
Daarna besloot ik om niet terug te keren naar Nederland, maar verder te zwerven.
Sinds begin 2022 heb ik, na bijna 8 jaar zwerven in Noord-Spanje en heel Frankrijk, een huisje in de Loire-Atlantique in Frankrijk.
Ik volg momenteel een opleiding waarmee ik straks aan de slag kan in de hulpverlening.
|
Tja, we kennen allemaal het gezegde ‘Leven als Rob in Frankrijk‘ (in sommige streken is de naam ‘Rob‘ verbasterd tot iets anders, maar de strekking blijft hetzelfde).
Een graad of 30 was het vandaag, en dus begon ik — niet voor de eerste keer deze week — wat eerder met werken, zodat ik na de lunch vrij was, en een rondje kon gaan lopen. De plaatjes ken je natuurlijk eigenlijk inmiddels wel, maar ja: je blijft terugkomen, en ik wil je niet teleurstellen…
Vandaag trouwens ook 2 mijlpaaltjes met Frimousse.
Vanmorgen heb ik van mijn laatste geld een nieuw hoofdstel voor de ezel gekocht, omdat hij echt heel bang was voor het hoofdstel dat hij had; blijkbaar heeft de vorige eigenaar hem echt een trauma aangedaan met dat ding. Het bleek te helpen: hoewel Frimousse nog niet direct naar me toekwam om te vragen of ik het ding alsjeblieft om wilde binden, kwam hij er wel aan snuffelen; en dat is een totaal andere reactie dan het omdraaien-en-wegrennen dat hij deed als hij zijn oude hoofdstel zag.
En vanmiddag heb ik Frimousse meegenomen van zijn veld af. Ik vond het nog te vroeg om hem zijn nieuwe hoofdstel al om te binden, maar hij vond het goed dat ik het touw dat bij dat hoofdstel hoort om zijn nek bond, dus toen mocht hij aan het touw even van het veld. We zijn een kwartiertje ofzo van het veld afgeweest; toen ik hem terug wilde brengen, stribbelde hij even tegen, maar toen heb ik hem even streng toegesproken, en dat hielp. (En misschien denk je nu ‘Jajaja…‘, maar ‘Niememmefukke!‘ hielp echt. )
Ik heb er allemaal geen foto’s van, want ik was met mijn aandacht even elders; ik zal proberen om dat volgende keer goed te maken.
Vandaag heerlijk weer (zonnig en een graad of 28), dus tijd om weer eens te gaan wandelen; kilometer of 10-15.
Het mag gerust een zeldzaamheid genoemd worden dat een pelgrim na thuiskomst een kaartje stuurt aan een gîte. Anna was dan ook een beetje verliefd op me, en wilde me het liefst mee naar huis nemen. Ik moet daarbij vermelden dat Anna de 70 ruimschoots gepasseerd was…
Dal Ticino un caro saluto e ancora grazie per la vostra calorosa ospitalita ?? ??? !
Con affetto
Anna e Olga
Vanuit Ticino een warme groet en nogmaals bedankt voor jullie warme gastvrijheid ?? ??? !
Met genegenheid
Anna en Olga
(In het overgrote deel van het Zwitserse kanton Ticino wordt Italiaans gesproken.)
Omdat Elisabeth en Aafke gisteren al naar La Réole hadden gelopen, zette Serge ze daar vanmorgen met de auto af; dan hoefden ze dat stuk geen 2 keer te lopen. En omdat hij toch die kant op reed, mocht ik meerijden naar een plaats waar ik een lift moest kunnen krijgen.
We zetten de dames eerst af, en met veel kroelen en zoenen, en de afspraak dat Elisabeth en ik contact houden, namen we afscheid. Het was een rare ontmoeting en het waren 2 aparte dagen, maar het is geen moment ongemakkelijk geweest, en ik ben blij dat het kon.
Ik ben trouwens ook heel blij dat het zo mooi aansloot op mijn tijd als hospitalier in Montréal-du-Gers, waardoor ik weer 3 weken onafgebroken camino heb gehad. Wat voel ik me ontzettend thuis tussen al die mensen die evenzoveel prachtige avonturen aan het beleven zijn. En wat is het heerlijk om gewoon maar te lopen, met je huis op je rug, en het landschap langzaam aan je voorbij te laten trekken terwijl je gedachten vrijuit alle kanten op kunnen gaan.
De reis terug naar Bouillac had bijna niet sneller kunnen gaan. Er waren me nog geen 10 auto’s voorbij gereden toen er al een man stopte die me meenam naar Marmande; hij reed voor mij even om de stad heen, zodat hij me op de goeie weg richting Bergerac kon afzetten. Hij vertelde dat hij een Nederlandse secretaresse had, en bovendien onlangs 3 dagen in Amsterdam was geweest, dus hij was apetrots dat hij mijn accent al herkende voordat ik vertelde dat ik uit Nederland kom.
Bij Marmande stond ik nog maar een paar minuten toen een Marokkaanse vrouw stopte die me meenam naar Seyches; we verontschuldigden ons dus tegen elkaar dat we niet helemaal vloeiend Frans spraken, maar uiteindelijk lukte het prima.
In Seyches stopte de 3e auto al, maar helaas was ik er met mijn gedachten niet helemaal bij, zodat ik dat pas merkte toen hij weer optrok om me toch maar te laten staan… Maar uiteindelijk was dat misschien maar goed, want omdat ik niet precies wist welke kant ik op moest, besloot ik terug te lopen het dorp in om een kaart te kopen. En die kaart vertelde mij dat ik bij het volgende dorp van de weg richting Bergerac af moest; had ik die eerste lift niet gemist, was ik dus hopeloos omgereden.
Weer terug op mijn liftplek, had ik weer binnen een paar minuten een lift; naar Miramont dit keer, maar de man besloot 10 kilometer extra te maken naar Lauzun. De man had vroeger ook met een rugzak door Frankrijk getrokken, dus hij voelde een soort band; ik voelde vooral G-krachten, want die 10 kilometer legde hij af in zo’n anderhalve minuut.
Bij Lauzun kreeg ik van de derde auto een lift van een Engelsman in een bestelbus die me, nadat hij onderweg een pakje had afgeleverd, niet in Lalandusse afzette, maar doorreed naar Castilonnes. Hij gaf me bovendien het adres van een camping van een vriend van hem in Touzac waar ik werk moet kunnen vinden als ik dat nodig heb; ik heb zijn visitekaartje en moet maar zeggen dat hij me gestuurd heeft.
In Castillonnes leek men wat angstiger om een lifter mee te nemen, maar toch stopte er binnen een kwartier een Engels hippie-achtig stel dat me afzette in Villeréal.
De vijfde of zesde auto die Villeréal uitreed, weer een bestelbus, nam me mee naar Monpazier.
En Monpazier is bekend gebied, en dus wist ik dat er vanuit Monpazier erg weinig auto’s rijden richting Bouillac/Cadouin. Ik besloot daarom mijn waterfles te vullen bij een aire de camping car (camperplaats) en de laatste 10 kilometer te gaan lopen. Ik had nog geen 100 meter afgelegd toen ik achter me een auto hoorde, dus ik zette mijn hoed af (zorg dat mensen je gezicht kunnen zien als je lift) en stak mijn duim op. De jongen ging prompt in de ankers, en zette me af bij Saint-Avit-Rivière, waar ik fluitend aan de 2 laatste kilometers begon.
En zoals het hoort op zo’n dag: de tweede auto stopte, en deze dame weigerde me bij de oprit naar Les Granges af te zetten, maar stond erop me voor de deur af te zetten (‘Het is veel te warm om te lopen.‘).
En daar wilden Gilles en Robert en Ilse (2 nieuwe vrijwilligers voor een week of 2) net aan de lunch beginnen, due er werd een bord bijgezet en een glas wijn ingeschonken, en ik kon direct aanschuiven.
De rest van de middag was voor de was en de ezel (die blij was om me te zien). En dan begint morgen het werk weer; er is hier verrassend weinig gedaan in de afgelopen 3 weken, dus er is genoeg te doen.
De dames wilden vandaag een rustdag, en ik had geen enkel bezwaar. Hoe het in Nederland is weet ik niet, maar hier is het al dagen boven de 30 graden. En dat is geen lekker weer om veel te lopen, zeker niet als je daar de kwaaltjes bij optelt die nou eenmaal bij dames van een zekere leeftijd horen, en al helemaal niet met een rugzak op je bult.
Na het ontbijt zijn we op het gemak naar La Réole gelopen, waar we door Bernadette weer opgehaald zouden worden. Het enige dat we hoefden te doen, was een broodje eten en wat drinken; de kapper was gesloten, dus Elisabeth moet nog even door als een ‘wild wijf’.
Terug bij de gîte hoeven we alleen maar te zorgen dat we een beetje in de schaduw blijven. Omdat ik de komende nacht gratis in de gîte mag blijven, help ik wat met kersen plukken en tafel dekken.
Aan het eind van de middag komen er nog 4 pelgrims aan — 2 Nederlanders, een (tweetalige!) Belg en een Engelsman — zodat we ’s avonds een gezellig drukke tafel hebben: we zijn weer 7 pelgrims met 7 verschillende verhalen, en allemaal minstens zo interessant als de andere.
Als de anderen naar bed zijn, proberen Elisabeth en ik bij Bernadette nog een flesje wijn te kopen, maar die krijgen we kado. We zetten nog een paar goeie bomen op, en gaan uiteindelijk veel te laat en veel te beschonken ook naar bed.
Ik besefte trouwens vanmorgen ook dat dit exact de plaats is waar ik vorig jaar verkeerd gelopen ben: ik was zo gebiologeerd door de hijskraan waar het bord van de gîte aan hangt, dat ik aan de andere kant van de weg de wegwijzer niet heb zien staan die aangeeft dat je hier linksaf moet; ik ben dus rechtdoor gelopen.
-
-
Het totaalbeeld.
-
-
Het wegwijzertje.
-
-
Het bord van de gîte.
We beginnen de dag vandaag met een gezamenlijk ontbijt. Iedereen gooit op tafel wat hij/zij heeft, en dat vullen we aan met wat door anderen is achtergelaten in de koelkast. Paul heeft gisteren nog even snel een pak koffie gehaald, nadat ik hem verzekerd had dat ik koffie kon zetten met kokend water en een koffiefilter; hij leek oprecht verbaasd dat iemand dat zou kunnen zonder koffiezetapparaat.
Ik vertrek samen met de dames. Paul vertrekt na ons; we zullen hem vanavond bij de volgende gîte weer zien. Elisabeth, Aafke en Paul hebben al gereserveerd in Saint-Hilaire-de-la-Noaille; ik heb nog niet besloten waar ik zal overnachten: zij reizen nou eenmaal met een ander budget dan ik.
Het tempo ligt wat lager dan ik gewend ben, maar dat vind ik helemaal niet erg: de dames zijn van een leeftijd waarop sommigen blij zijn dat ze nog van huis naar de bakker en terug kunnen lopen; deze 2 hebben er al zo’n 1.500 kilometer op zitten…
Buiten een paar korte uitblaaspauzes nemen we in Saint-Ferme even de tijd om de kerk te bekijken, een toilet te zoeken en brood te kopen, zoeken we voor de lunch een plekje in de schaduw in het gras langs de weg, en in Roquebrune, een kilometer of 3 voor de bestemming van vandaag, halen we een biertje dat we opdrinken op de plaats waar ik vorig jaar mijn lunch at.
De gîte is met 30 euro (inclusief diner en ontbijt) eigenlijk een beetje boven mijn budget, maar ik besluit me daar vandaag eens even niet mee bezig te houden: het is gezellig met de dames, en dus blijf ik hier.
Onder het eten vraagt Bernadette, de eigenaresse van de gîte, wat de plannen voor morgen zijn. Elisabeth en Aafke willen een rustdag; ze besluiten morgen naar La Réole te lopen, waar Bernadette ze weer op komt halen, en dan blijven ze nog een nacht in deze gîte. Omdat ik me hier geen tweede nacht kan veroorloven, vraag ik of Bernadette mijn rugzak mee kan nemen als ze de dames in La Réole ophaalt, zodat we samen het dorp in kunnen, en ik daarna iets goedkopers kan zoeken. Maar daar komt niets van in: Bernadette biedt me een extra nacht kosteloos aan.
Om 9 uur word ik wakker; vannacht om 2 uur naar bed is me niet in mijn kouwe kleren gaan zitten. De niet aflatende stroom rosé trouwens ook niet: ik heb een aardige kater.
Gisteravond heb ik, vanwege meeëten, geen tijd gehad om op zoek te gaan naar wifi om Elisabeth te bereiken. Maar ik weet dat ik laat ben, en ga er dus van uit dat de dames voor me lopen. Ik ga daarom niet langs het Office de Tourisme voor wifi, maar ga direct op pad. Ik heb de dames van de week per e-mail gevraagd om niet van de chemin af te wijken, zodat we elkaar niet mis kunnen lopen, maar in de loop van de ochtend verdwaal ik zelf hopeloos en duurt het ruim een uur voordat ik de chemin weer teruggevonden heb.
Ik gok erop dat de dames naar Pellegrue zullen gaan; dat is een kilometer of 20 van Sainte-Foy. Aangezien ik ze de hele dag niet tegenkom, ben ik er steeds zekerder van dat ze in Pellegrue op het terras van het café tegenover de refuge zullen zitten als ik daar aankom. Het mag niet zo zijn: ik ben de eerste pelgrim in Pellegrue vandaag.
Maar als ik na het douchen uit het raam kijk, zie ik 2 dames op dat terras zitten, en ik moet me heel sterk vergissen als dat Elisabeth en Aafke niet zijn. En dus schiet ik heel snel wat kleren aan, laat mijn was even staan voor straks, en ren de trap af: het zal me nu niet gebeuren dat ze alweer weg zijn tegen de tijd dat ik beneden kom. Elisabeth heeft even een paar seconden nodig voor het kwartje valt, maar zodra ze me herkent springt ze zo snel op dat ze bijna haar stoel door de ruit van het café schopt. Leuk om elkaar eindelijk te ontmoeten: Elisabeth was waarschijnlijk de trouwste volger en zeker de trouwste reageerder van mijn blog toen ik vorig jaar naar Fisterra liep.
Paul, een Australische priester, sluit zich ook nog aan, en met zijn vieren delen we de refuge. We eten ook samen; er is geen restaurant of iets dergelijks, maar op het dorpsplein stopt vanavond een grill- en patatkar. 2 Kippen zijn in ieder geval niet voor niets gestorven, de patat is slap, de andere drie hebben alledrie een fles wijn meegenomen, er is brood en kaas, en we sluiten af met meloen en druiven; kortom: een feestmaal.
Morgen loop ik een dag mee met Elisabeth en Aafke; Paul gaat zijn eigen weg.
En ik moet jullie allemaal veel groeten doen van Elisabeth.
Andreas blijkt zo iemand te zijn die wakker wordt door te praten. Het is hem vrij snel duidelijk dat ik niet zo iemand ben.
In de refuge kijk ik nog even snel op de kaart welke richting ik op moet, en dat is maar goed ook, want na 2 keer kijken op de GPS is de batterij van de smartphone leeg. En dat is slecht nieuws, want ik heb hem gisteravond nog opgeladen.
Vandaag moet ik Sainte-Foy-la-Grande zien te bereiken, waar ik morgenochtend wil aanhaken bij Elisabeth en Aafke.
Ik denk dat ik de juiste richting heb gekozen. Als ik het voor de zekerheid bij een bedrijf aan de receptioniste vraag, bevestigd zij dat. Maar ik blijk helemaal aan de verkeerde kant Mont-de-Marsan te verlaten. Na weet-ik-hoelang (neem nooit de tijd op als je staat te liften) ben ik een kilometer of 2 buiten Mont-de-Marsan. En niet alleen ben ik nog niet echt ver gekomen, ik sta ook nog eens direct onder het verlengde van de startbaan voor de straaljagers van de Franse luchtmacht. Uiteindelijk wordt ik meegenomen door een man die me een kilometer of 4 verder brengt. Als ik daarvandaan even later 6 straaljagers tegelijk zie opstijgen op de plek waar ik net stond, ben ik even blij; die blijdschap gaat over als ik vervolgens heel lang alleen maar auto’s voorbij zie razen. En zo gaat het de rest van de ochtend.
Uiteindelijk beland ik om een uur of 1 in Roquefort, en de verleiding is erg groot om daar in de luxe (donativo) refuge neer te strijken. Ik haal de sleutel op bij het restaurant dat de sleutels van de refuge beheert, en neem in de refuge even lekker de tijd om naar de wc te gaan, me op te frissen, mijn lunch te eten, op de kaart te kijken, en te proberen wat prik in mijn smartphone te pompen. Daarna breng ik de sleutel weer terug — de bardame kijkt me heel verbaasd aan — en zoek vol goede moed de D-weg weer op. Een lift kan ik echter wel weer vergeten, en dus loop ik een paar kilometer. En dan krijg ik eindelijk een echte lift: helemaal naar Langon; dat ligt maar een klein stukje uit mijn richting, maar helpt me wel een heel eind op weg. In Langon vraag ik bij het Office de Tourisme welke kant ik op moet om te liften richting La-Réole/Sainte-Foy-la-Grande. Ik heb me nog maar nauwelijks langs de kant van de weg geïnstalleerd als ik een lift krijg. Deze lift brengt me naar Sauveterre-de-Guyenne, waar ik voor de zekerheid uitstap, omdat Sainte-Foy niet op de borden staat. En dat is een goed idee, want hier moet ik een andere kant op. En aan die andere kant heb ik ook weer binnen een paar minuten een lift, helemaal tot aan Sainte-Foy. De beste man rijdt maximaal 60 kilometer per uur en remt in de bochten af tot 40 kilometer, maar dat maakt me niks uit: ik heb het gehaald.
Eenmaal in Sainte-Foy is het ruimschoots 6 uur geweest, en dus is het Office de Tourisme gesloten. Ik zie geen andere oplossing voor de nacht, dan de presbytère op te zoeken waar ik vorig jaar niet bepaald tevreden over was. Maar die is gesloten voor een (hoognodige) verbouwing. Ik vraag nog bij een café naar een alternatief, en dat is er wel, maar ik kan het niet vinden. Ik besluit wat boodschappen te doen en dan buiten de stad een plek te zoeken om wild te kamperen.
Op weg naar de supermarkt kom ik langs een park waar een soort red-de-wereld-happening gaande is. En het ziet er niet naar uit alsof die vanavond al afgelopen is. Ik klamp een medewerker aan met de vraag of ik bij hen mijn tent mag opzetten. En dat mag, maar dan moet ik wel begrijpen dat meeëten verplicht is. Ik stem in en zet mijn tent op.
Na het eten wordt er een oproep gedaan voor mensen die ’s nachts wakker willen blijven om op de spullen te letten. Ik vind dat ik wel wat verplicht ben, dus ik meld me aan voor de groep tot 2 uur.
-
-
Roquefort het kaartje dat ik vorig jaar op het prikbord prikte, hangt er nog.
-
-
‘Backstage’ in Port-Sainte-Foy-et-Pontchapt
-
-
Iets met biodiversiteit.
Ik was vannacht de enige pelgrim in Le Chalet du Bonheur. En dus verklaarden ze (Alexandra en een pelgrim die 2 weken geleden is blijven hangen; zogenaamd om te helpen, maar ik denk dat hij verwacht dat Alexandra hem op een gegeven moment ook leuk zal gaan vinden) me een beetje voor gek dat ik in mijn tent wilde slapen. Maar ik vond het heerlijk; uiteindelijk is het toch het enige echte ’thuis’ dat ik heb…
Le Chalet du Bonheur staat te boek als een ‘refuge spirituelle’ en dat komt er, zoals bij de meeste mensen die zich spiritueel noemen, op neer dat er boeddha-beeldjes staan, yin-yang-tekens aan de muur hangen, en op elkaar gestapelde platte keien liggen. En dat ze me heel de avond verveeld hebben met Indiaase sitar-muziek. En dat het eten vegetarisch was (maar wel alles uit eigen tuin!). Maar Alexandra is een lief meisje, dat erg geïnteresseerd is in het hele pelgrimsgebeuren en heel veel interesse heeft in mensen; daarbij is ze nog erg jong (begin 20) en heeft ze de refuge pas een paar maanden geleden overgenomen omdat de vorige eigenaar onverwacht overleed; ik heb er alle vertrouwen in dat ze de gîte in de komende jaren zal omvormen tot iets dat beter bij haar past, en toch nog leuk zal zijn voor pelgrims. Het is jammer voor mij, maar niet erg voor de camino, dat ik de refuge niet kon overnemen.
Als ik ’s morgens voor het weggaan een tientje neerleg om mijn kosten te dekken, weigert ze resoluut: als ik niet betaald krijg voor mijn werk, hoeft zij ook mijn geld niet.
Vervolgens loop ik van Sauboires naar Nogaro, en kom ik onderweg pelgrims tegen waarvan ik gisterochtend afscheid heb genomen in Montréal-du-Gers. Zij hebben overnacht in Éauze, dus ik heb ze gisteren ingehaald toen zij al boodschappen deden of sliepen, maar vanmorgen zijn ze eerder vertrokken dan ik, waardoor ze mij weer ingehaald hebben. De eerste die ik inhaal, schrikt zich helemaal kapot als ik in het voorbijgaan ‘Bonjour, Françoise.‘ zeg (waarschijnlijk was ze diep in gedachten), en kijkt me vervolgens aan met een blik van ‘Ik ken je gezicht maar ik weet niet waarvan, en hoe kan het dan dat jij mijn naam kent?‘. Ik roep ‘Bon chemin!‘ en laat daarmee die puzzel aan haar over.
In Nogaro ga ik op advies van de dame van het Office de Tourisme langs de National (D-weg) staan om richting Mont-de-Marsan/Sainte-Foy-la-Grande te liften, waar ik Elisabeth en Aafke hoop te gaan ontmoeten. Het duurt, en het duurt, en het duurt, en op een gegeven moment loop ik terug het dorp in om te kijken of er nog een weg is richting die plaatsen, maar die is er niet, en dus ga ik weer terug, en dan duurt het nog meer, en nog meer… (Ja, vervelend lange zin, hè? Zo voelde het voor mij dus ook…)
Maar op een gegeven moment gaat er een auto in de ankers (hij had me op het laatste moment pas gezien). Hij heeft een heel klein autootje waar bovendien een tandem achterin ligt, maar als we alles herschikt hebben, neemt hij me helemaal mee naar Mont-de-Marsan; tegen 2en komen we daar aan. En ik weet dat er in Mont-de-Marsan een (donativo) refuge is, want ik was daar ook al op 12/13 augustus en 27/28 november. En dus is de keuze niet moeilijk: met mijn ogen dicht loop ik naar de Aziatische supermarkt waar ik de sleutel kan halen, en dan is het bijna als thuiskomen.
De gîte deel ik vanavond met Andreas, een Duitser van een jaar of 60. Hij loopt elk jaar een stuk, en heeft nu duidelijk het punt bereikt dat hij over zijn diepe gedachten wil praten. Ik vind het niet erg, want ik heb geen zin om te praten, en hij is best oké.
Omdat we allebei vroeg waren – de supermarkt waar je de sleutel moet halen gaat om 14:30 open, en toen zaten wij al te wachten – hebben we om kwart voor 10 al genoeg bier (hij) en wijn (ik) op, en is het bedtijd. Omdat we om 8 uur de herberg verlaten moeten hebben, hebben we afgesproken dat de wekker op 7 uur mag.
Rare dag vandaag.
Om 6:15 word ik wakker van het gestommel van de pelgrims (we hebben gisteravond democratisch besloten dat het ontbijt om 7:30 is). Ik help Anita met het ontbijt en ruim daarna mijn kamer op, maar verder mag ik niets doen: ‘Tu es encore un pélerin déjà.‘. Als de ergste rommel is opgeruimd, staat Anita erop me met de auto een stuk op weg te helpen. Ze zet me af bij La Casa d’Elena in Cazeneuve; ik denk dat ze het belangrijk vindt dat ik alvast kennis maak met Elena.
Ik ben namelijk onderweg naar Sauboires, omdat Anita gehoord heeft dat het meisje dat Le Chalet du Bonheur runt ermee wil stoppen. En volgens Anita is die refuge typisch iets voor mij: 8 bedden, ruimte voor tenten, diner en ontbijt, een eigen moestuin, en op basis van donativo (vrijwillige bijdrage). Het is dus een goed idee om eens met Alexandra te gaan babbelen.
Na koffie met Anita en Elena ga ik op pad. De benen zijn wat onwennig, en ik kan ook goed merken dat het alweer een half jaar geleden is dat ik de rugzak om had. De nieuwe broek had bovendien een maatje ruimer om de benen mogen zijn, maar daar is niks meer aan te doen.
Na een kwartiertje lopen ben ik mijn lunch al verloren. De scherpe korst van het stokbrood heeft een gat in het plastic tasje gesneden, en pas als ik het laatste stuk stokbrood achter me hoor vallen en het slingeren aan mijn rugzak ophoudt, besef ik dat er iets mis is. Omdat ik het blikje tonijn nergens zie liggen, besluit ik het brood ook maar aan de vogels te doneren. Gelukkig heb ik op de valreep in Montréal nog een zakje gedroogd fruit gekocht en in mijn rugzak gestopt, want als ik een kilometertje voor Éauze even op een bankje zit, krijg ik hongerklap.
In Éauze krijg ik ineens het gevoel dat ik verkeerd loop, maar gelukkig hoef ik maar een meter of 50 terug.
Na Éauze is het plan om in 1 keer door te lopen naar Le Chalet du Bonheur, maar als ik langs een plekje kom zoals je ze alleen langs de camino ziet (2 picknicktafels in een tuin, koffie en thee gratis, voor een koud blikje graag een euro in het bakje), laat ik me verleiden en neem ik toch nog maar even een pauze. Een losse euro heb ik niet, dus ik neem een bak thee en stort mijn 60 cent losgeld in het bakje.
Aangekomen bij Le Chalet gaat de droom van de afgelopen dagen aan scherven: Alexandra heeft geen enkele behoefte om ermee te stoppen, en snapt niet waar Anita dat vandaan haalt.
Desondanks is het een leuke plek, en nu ik er toch ben, zet ik mijn tent op.
-
-
On the road again.
-
-
Nog geen minuut nadat ik dacht ‘Ze hadden hier wel wat bankjes neer mogen zetten.’…
-
-
De schelpen in de straat in Éauze.
-
-
‘Pour vous’
|
Privacy De applicatie die wordt gebruikt voor het verzamelen van statistieken over het bezoek op deze website, anonimiseert de verzamelde informatie door de laatste byte van het IP-adres te verwijderen. Ook respecteert deze applicatie de Do Not Track instelling van je browser.
Helaas zijn de ontwikkelaars van WordPress en de WordPress plug-ins minder respectvol. Je privacy kan daarom helaas niet gegarandeerd worden op deze website.
|
Recente reacties