Ochtend
Om een uur of 4 is het vuur bijna uit, en word ik wakker van de kou; daarna kom ik niet meer in slaap.
Zoals van me verwacht wordt, meld ik me om kwart over zes in de stal voor melk.De boer krijgt zijn emmertje melk niet open, en dus vult hij mijn beker direct uit de koe. Ik ben niet echt een melkliefhebber, maar zo lust ik het wel! De melk is nog warm, en smaakt heel anders dan wat je in de supermarkt koopt.
De boer heeft het weerbericht gezien, en vertelt me dat het vandaag zal regenen. Weet ik zeker dat ik al wil vertrekken? Maar ik heb een afspraak aan het einde van de maand, dus ik heb geen keuze. Nou, als ik dan in ieder geval maar weet dat ik van hem niet weg hoef.
Hij had me fruit beloofd voor onderweg, maar hij is nog een beetje verder gegaan: hij geeft me een tasje met 2 bananen, 2 appels, 3 sinaasappels, 3 mandarijnen, kaas, een pak koeken, en een blikje tonijn. Eigenlijk veel te zwaar natuurlijk, maar wat zou het onbeleefd zijn om te weigeren…
Rest van de dag
De dag is zwaar, heel zwaar. Het is koud, het waait hard, zo’n beetje de helft van de dag miezert het, en Frimousse heeft er absoluut geen zin in.
Omdat we onderweg niets tegenkomen waar we onderdak kunnen vragen, en het absoluut geen weer is voor de tent, vind ik dat we hoe dan ook door moeten tot Latronquière; dat ziet er op de kaart uit als een echt dorp, en ik heb besloten me daar maar weer eens als vanouds tot de burgemeester te wenden.
Het laatste stuk (7 eindeloze kilometers) ontkomen we niet aan een D-weg, waar Frimousse bang is voor elke auto, en in blinde paniek raakt van iedere vrachtauto. Ik heb brandblaren in mijn rechterhand van het touw, en als we eindelijk Latronquière binnenstrompelen, zijn we allebei bekaf.
Aan de rand van Latronquière zit een dierenarts, en ik laat mijn idee van de mairie direct schieten: een dierenarts moet een dierenvriend zijn, dus die wil me vast verder helpen.
De receptioniste schiet inderdaad gelijk in de hulpvaardige stand, en belt naar… de mairie. Daar springt een medewerker meteen in de auto om mijn verhaal persoonlijk aan te komen horen, waarna hij belooft te proberen wat te regelen en dan weer terug te komen.
Een half uur later is hij inderdaad weer terug, en meldt trots dat hij wat geregeld heeft. Voor Frimousse is er een veldje inclusief afdak, en ik kan in een soort gemeenschapshuis. De stretcher en de matras waarop ik zal slapen komen uit de man zijn eigen huis.
Wat blijkt: men is bezig de oude Romeinse route van Conques naar Rocamadour in ere te herstellen als wandelroute, en de man is hier op lokaal niveau bij betrokken. In het gebouwtje waar ik slaap, moeten in de komende maanden een slaapzaal en douches gerealiseerd worden, en dan zal het dorp platgelopen worden door pelgrims naar Rocamadour. Ik ben de eerste die in het gebouwtje slaapt.
Bij de man thuis aangekomen, om de stretcher en het matras te halen, vindt ook zijn vrouw het prachtig om een echte pelgrim over de vloer te hebben, en ontkom ik er niet aan wat te eten: ze heeft nog een portie witlof-ham-kaas die ze voor me kan opwarmen; en wil ik misschien eerst een bordje groentesoep?; en na het eten eet je in Frankrijk kaas (Tomme de Savoie: lekker); en dan uiteraard nog een stukje fruit, want met dit weer heb je vitamines nodig; en wil je misschien nog een wijntje?; en natuurlijk sluiten we dat alles af met koffie en cake.
Terwijl ik zit te eten, staan meneer en mevrouw voor het raam — vanuit hun huiskamer kijken ze uit op het veldje waar Frimousse staat — en zeggen de hele tijd dingen als ‘hij loopt nu een rondje’, ‘hij neemt een hapje gras’ en ‘hij staat om zich heen te kijken’.
Mevrouw de burgemeester, die paarden heeft, brengt ondertussen wat hooi voor Frimousse.
Als ik klaar ben met eten heeft meneer een geschikte route voor een man-met-ezel geprint, en als we het bed naar mijn nachtverblijf hebben gebracht, staat hij erop om de route met de auto alvast eens te rijden, zodat ik kan zien of er geen te steile stukken in zitten voor het ezeltje. Hij weet me bovendien te vertellen dat er tussen hier en Figeac vrijwel alleen maar D-wegen zijn. Aangezien de angst voor D-wegen er ook bij mij inmiddels flink in zit (met de blinde paniekaanvallen van Frimousse is het niet ondenkbaar dat hij een keertje wèl losschiet en onder een vrachtauto komt), hoef ik niet overgehaald te worden om mijn route weer om te gooien, en te besluiten voorlopig de, blijkbaar ezelvriendelijke, oude Romeinse weg te volgen naar Rocamadour, om daar te zien of ik rond Cahors zal aanhaken op de Chemin du Puy, of de GR zal volgen die me direct naar de Gers zal brengen.
Uiteraard verwacht mevrouw me morgen voor het ontbijt.
En hier brandt de kachel lekker, en die houd ik de hele nacht aan.
Geef een reactie