Prima geslapen vannacht, dat wel; het bed was goed genoeg, en de verwarming was heel de nacht aan. Bij het opstaan hoor ik echter al dat het regent; en als ik zeg ‘regent’, bedoel ik niet ‘miezert’.
Onderweg naar mijn ontbijt ga ik even bij Frimousse langs, en zie ik aan hem dat hij waarschijnlijk heel de nacht niet onder het afdak is geweest, maar in de regen heeft gestaan; waarschijnlijk vond hij het te eng.
Na het ontbijt besluit meneer het eerste stuk met de auto voor me uit te rijden, om te zorgen dat ik niet verkeerd loop. Ontzettend aardig natuurlijk, maar ik word er niet rustiger op: omdat ik constant weet dat er verderop iemand op me wacht, kan ik niet even rustig de tijd nemen met Frimousse. En die heeft dat juist erg nodig, want het is duidelijk dat hij er helemaal klaar mee is.
Het grootste deel van onze weg gaat vandaag over paden waar geen auto’s komen, maar van de paar auto’s die we tegenkomen op de gewone weg raakt hij in paniek, en van de 2 vrachtauto’s worst hij hysterisch. Als we 2 uurtjes onderweg zijn, hak ik voor mezelf de knoop door: ik zal hem achterlaten bij de eerste die goed voor hem wil en kan zorgen. Ja, er vloeien wat tranen bij dat besluit, maar ik ben ervan overtuigd dat het voor hem het beste is: hij is op van angst, en gaat er steeds slechter uitzien. Dit ezeltje is gemaakt voor een beschermde omgeving en een vast ritme. Het is naïef en egoistisch van me geweest om hem weg te halen uit zijn vertrouwde leventje in de verwachting dat ik hem wel even zou leren mijn leven net zo te waarderen als ik dat zelf doe. Het enige goede dat ik nu kan doen, is proberen hem zo snel mogelijk weer zo’n rustig leven terug te geven. Ik bied hem onderweg wel honderd keer mijn excuses aan.
Dat het weer alleen maar slechter en slechter wordt, maakt het er allemaal nog moeilijker op. Het blijft regenen, de wind gaat over in storm, en het is koud. Halverwege de middag zijn we allebei doorweekt en verkleumd. Als Frimousse op een bospad weigert een stroompje van nog geen 20 centimeter breed over te steken, knapt er bij mij iets, en moet ik hem even aan een boom binden om 10 minuten afstand te nemen.
Als we een uur later het stroompje nog niet over zijn, zie ik geen andere oplossing dan over de weg naar Lacapelle-Marival te lopen. Maar als ik een automobilist aanhoud om te vragen hoe ver ik dan moet, hij me vertelt dat ik moet rekenen op zeker 15 kilometer, en een tweede automobilist dat bevestigt (terwijl hij me lachend een goede reis wenst), besluit ik terug te lopen naar Latronquière; dat zal ongeveer net zo ver zijn, maar dan hoef ik in ieder geval niet langs een D-weg.
Ik ben de wanhoop nabij. Maar ik ben inmiddels ook zo koud en nat, dat ik besef dat ik Latronquière gewoon niet zal gaan halen. En dus klop ik bij boerderijen aan voor een plekje voor de nacht. Bij de eerste word ik zonder pardon weggestuurd, maar bij de tweede mag ik in ieder geval even binnenkomen om een beetje op te drogen en een warme kop koffie te drinken. Mevrouw is nogal overvallen door mijn vraag, en moet met het antwoord echt even wachten tot haar man thuis is.
Haar man is inderdaad niet heel blij hiermee overvallen te worden. Hij blijkt de burgemeester te zijn van deze kleine commune (± 10 boerderijen), en begint direct een heel verhaal dat er hier geen voorzieningen zijn voor pelgrims, dat daar ook geen geld voor is, en dat ze er niet voor verzekerd zijn mensen op te vangen in de feestzaal. Maar als ik dat allemaal rustig aangehoord heb, dan mijn eigen verhaal verteld heb, uitgelegd heb dat ik niet wist dat hij de burgemeester was, maar dat ik gewoon bij een boerderij aangeklopt heb voor hulp, en dat ik al heel blij zou zijn met een plekje in zijn schuur, lijkt de man wat te verzachten. En als de man even later de kamer uit is, zegt zijn vrouw geruststellend tegen me ‘Volgens mij is hij nu de oude kamer van zijn ouders aan het opruimen.’. Dat blijkt inderdaad het geval, en er is dus besloten dat we mogen blijven. Ik kan bovendien meeëten.
Onder het eten vertelt de man me dat er op een kilometer of 2 afstand een centre équestre (manege) is. Ik houd mijn hart vast voor wat ik daar allemaal over me heen ga krijgen, maar ik ben vastbesloten daar morgenochtend langs te gaan om te vragen of ze een ezeltje willen adopteren.
Geef een reactie