Het heeft afgelopen nacht niet gevroren. En ik sliep in een loods, in een tent, in een winterslaapzak, in een zomerslaapzak, in een lakenzak. Nee, ik heb het niet koud gehad.
De dag begint met anderhalf uur modder, helling op, helling af. Daarna zit ik er eigenlijk alweer helemaal doorheen. Maar de plicht roept in de Gers, dus we moeten door.
Als in Pommevic het ezeltje zich keurig loopt te gedragen zoals van een ervaren pelgrim-ezel verwacht mag worden (kalm, onverstoord, en vriendelijk knikkend naar iedereen die ons nakijkt), gaat er een auto in de ankers, waar een kerel uit springt, die gelijk heel druk begint te praten. Voor ik weet wat er gebeurt, heeft hij het touw van Frimousse beet, en vervolgens tilt hij diens voorpoot op om naar zijn hoef te kijken. Ik heb binnen kortste keren een ezel in de stress. En de man blijft maar roepen dat hij met ezels werkt, dat hij weet wat hij doet, en dat hij alleen maar wil helpen, ondanks dat ik in alle talen die ik ken tegen hem blijf zeggen, en dan roepen, dat ik zijn hulp niet nodig heb, dat hij mijn ezel opnaait, en dat hij moet opk*nkeren. Op het moment dat ik ervan overtuigd raak dat ik alleen nog van de man af kom als ik gewoon volledig door het lint ga en mijn stok gebruik, stapt gelukkig zijn vriend uit de auto om hem mee te nemen.
Als de man verdwenen is, kalmeert Frimousse gelukkig ook weer snel.
En het weer is vandaag prachtig, dus we klagen niet, maar sukkelen vrolijk verder.
Het doel vandaag was Bardigues, omdat daarna een kilometerslange leegte op de kaart staat. Helaas blijkt Bardigues voor het grootste deel een nieuwbouwdorp voor mensen die graag ‘buiten’ wonen. Geen loodsen of schuren dus, en ze laten me vast niet in de garage slapen, bij het veel te dure, en nooit gebruikte tuingereedschap.
Maar het weer is goed, dus ik ben niet bang voor wildkamperen.
En dan duikt in de verte een boerderij op, terwijl ik nog geen kampeerplek heb gevonden. Uiteraard klop ik even aan.
En ik mag in de stacaravan achter het huis. Met een plekje voor Frimousse ervoor. ’t Is alleen jammer dat ik er geen rekening mee gehouden heb dat het vandaag zondag is: geen boodschappen, en dus geen eten. Ik heb nog een blikje paté, dus als de boer straks weer thuiskomt (hoop ik), zal ik hem vragen om een stuk brood; ik heb weinig zin om alleen een blikje paté leeg te lepelen. En die ene Mars die ik nog heb, bewaar ik voor morgenochtend.
Geef een reactie