In 2014 liep ik van Wateringen in Nederland (in het Westland) naar Fisterra in Spanje (ten westen van Santiago de Compostela).
Daarna besloot ik om niet terug te keren naar Nederland, maar verder te zwerven.
Sinds begin 2022 heb ik, na bijna 8 jaar zwerven in Noord-Spanje en heel Frankrijk, een huisje in de Loire-Atlantique in Frankrijk.
Ik volg momenteel een opleiding waarmee ik straks aan de slag kan in de hulpverlening.

Archief

Frimousse, Stukjes camino

En nu is het weer de rugzak

Lauzerte Saint-Simplice Durfort-Lacapelette

Afgelopen nacht heeft het niet geregend, dus vandaag zijn er geen stroompjes waar Frimousse bang voor kan zijn. En dus is het vandaag de rugzak. Al 2 weken heeft hij er geen enkel probleem mee, en nu schiet hij ineens iedere keer in de stress als ik het ding ergens neerzet of -leg. Twee keer weet hij zelfs een wegwijzer van de GR-65 uit de grond te trekken en ervandoor te gaan. En als je ergens voor wegrent en je hoort een paal achter je aan stuiteren, die aan je touw vastzit, wordt het alleen nog maar enger… Nou ja, je kunt je er een voorstelling van maken.
Al met al weet hij mijn humeur in de loop van de dag aardig te vezieken.

Aan het eind van de middag klop ik aan bij een gîte, met dezelfde vraag als gisteren: een boer in de buurt waar ik in de schuur zou kunnen slapen? De man stelt voor dat ik mijn tent in zijn tuin opzet. En dat doe ik. Als het goed is, vriest het vannacht niet meer (de afgelopen 4 nachten wel), maar ik kan voelen dat het in ieder geval koud wordt. Dat wordt dus met al mijn kleren aan in mijn slaapzak.
En ik prijs me gelukkig dat ik eergisteravond zoveel macaroni heb gemaakt. En ook dat die extra kilo nu weer uit de rugzak mag.

Frimousse, Stukjes camino

Een eindeloze dag

Montcuq Montlauzun Lauzerte

Voor het ontbijt mag ik pakken wat ik kan vinden, maar ik houd het bij koffie en een stroopwafel; de beginnende griep die me al een paar dagen plaagt, heeft inmiddels mijn darmen bereikt. Als ik een rustdag in wil lassen, is dat voor Detlev geen probleem, maar ik besluit dat de plicht roept, en dat ik dus verder moet. Wel vraag ik hem om een rol toiletpapier voor onderweg; die heb ik gelukkig niet nodig: voor vertrek is alles er al uit.

Lauzerte vind ik vandaag ver genoeg. Dat is 14 kilometer, dus dan kunnen we rustig aan doen. Denk ik. Frimousse besluit echter anders. Het begint ermee dat hij zich voorneemt elk grassprietje dat we tegenkomen, op te eten. Tegen de tijd dat we het dorp uit zijn, zijn we al een uur verder.
En vervolgens besluit hij dat hij vandaag weer geen stromend water oversteekt. Het eerste stroompje dat we tegenkomen, is een centimeter of 15 breed en een centimeter of 5 diep, maar meneer gaat in de ankers en verzet geen poot meer. Ik denk dan nog dat 1 keer een stukje omlopen geen probleem is op zo’n rustige dag, maar in de loop van de dag lopen we zo vele kilometers om, en komen we uiteindelijk toch nog ruimschoots boven de 20 kilometer. Naar een dorpje op 14 kilometer afstand…
En de hele weg blijft hij op elk grassprietje af duiken. Twee keer geef ik hem 3 kwartier de tijd om zich vol te eten, en die benut hij volledig, en aan het eind van de middag besluit ik op een veldje te wachten totdat hij zelf aangeeft dat hij klaar is, maar na bijna 2 uur (non-stop eten) ben ik dat zat.

Het is rond half zes als we uiteindelijk Lauzerte in lopen. Ervan uitgaande dat iemand die een chambre d’hôte heeft, ook wel op de hoogte zal zijn van goedkopere alternatieven in de buurt, bel ik aan bij een chambre d’hôte voor advies; of ze misschien een boer in de buurt kennen, waar ik in de schuur zou kunnen ofzo? Terwijl mevrouw hardop staat te denken, denk ik haar accent te herkennen, en dus vraag ik in mijn eigen beste Engelse accent “You’re British, aren’t you?“. Dat breekt het ijs. Ineens is zij Margaret, haar man John, en ik Rob, en als ik bij hen in de garage wil liggen, mag dat gerust, en dan kan de ezel wel op dat veld, en heb ik misschien trek in soep?

John en Margaret moeten vanavond weg, maar voor ze vertrekken komt John nog even zeggen dat hij 2 biertjes voor me in de garage heeft neergezet. En als ik aangeef dat ik een ontbijt echt teveel van het goede zou vinden, zegt Margaret “How about eggs? I have loads of eggs…“. Eerst wil ik haar nog voor de voeten gooien dat haar falende inkoopbeleid mij niet aangerekend kan worden, maar ach, zij helpt mij ook, en dus besluit ik haar morgenochtend van een paar eieren af te helpen.
En zo zit ik me hier nu, met een buik vol paddestoelensoep, brood, cake, banaan en bier, wederom af te vragen hoe het nou toch zo verkeerd kan gaan in de wereld, terwijl er zoveel goede mensen zijn…

Frimousse, Stukjes camino

Ezeltje heeft geen zin

Labastide-Marnhac Cézac Lascabanes Montcuq

De hele dag staat vandaag eigenlijk in het teken van het slepen van het ezeltje. Blijkbaar heeft hij het vannacht erg gezellig gehad met het paard, want hij laat zich niet vangen. Maar als we eindelijk onderweg zijn, wordt het niet beter: steeds weer vindt hij een reden om stil te staan, en als hij loopt, is dat in een tempo waar ik heel ongeduldig van word.

Mijn lunch is een feestje. Gisteravond na het eten was er nog wat macaroni over; mijn gastvrouw vroeg of ik wilde dat ze dat inpakte voor tussen de middag, met een beetje azijn. Als ik het pakketje openmaak, blijkt ze er niet alleen azijn bij te hebben gedaan, maar ook geraspte wortel, een tomaat en een gekookt ei. Voor toe vind ik 2 mandarijnen.

Na een hele, hele lange dag bereiken we eindelijk Montcuq. Hier wilde ik vandaag graag aankomen, omdat Anita me bij een plaatselijke gîte heeft aangeraden voor werk, en dit een mooie kans is om kennis te maken. De hoop op werk wordt echter snel de grond in geboord. Wel mag ik voor vannacht een plek voor mezelf en voor het ezeltje zoeken, hoewel de gîte eigenlijk vor de winter gesloten is, en pas in april weer open gaat.
Ook mag ik gebruik maken van de keuken, en als ik daar iets vind waar ik trek in heb, mag ik het pakken. De voorraad blijkt wat je mag verwachten in een pelgrimshut: vooral veel aangebroken pakken rijst en macaroni. En zo is dit de eerste keer in bijna 2 weken lopen dat ik iets te eten koop: bij een extreem duur supermarktje haal ik saus voor bij de macaroni; en als ik er dan toch ben, neem ik ook maar een wijntje mee.

Tussen Labastide-Marnhac en Montcuq

Frimousse, Stukjes camino

Gekker kan het niet worden

Arcambal Cahors Labastide-Marnhac

Aujourd’hui nous avons attrappé le Chemin du Puy.
Oftewel: vandaag hebben we de Via Podiensis bereikt, de Jacobsweg die van Le-Puy-en-Velay naar Saint-Jean-Pied-de-Port gaat. Eindelijk.

De oversteek van de A20 was eigenlijk een eitje: bij Arcambal steekt de snelweg de rivier de Lot over, en daarmee ook een deel van de vallei. We zijn de wandeling dus begonnen langs de oever van de Lot, en op die manier reed het verkeer zo’n 15 meter boven ons hoofd. Frimousse besefte eigenlijk pas wat hij gedaan had toen we al onder de brug door waren; toen bleef hij zich maar steeds omdraaien om ernaar te kijken, en wilde hij er steeds weer vandoor als er een vrachtwagen langsreed. Maar toen waren we er al langs, en met elke stap die we verder van de brug af kwamen, werd hij rustiger.

Een obstakel waarop ik niet gerekend had, was Cahors. Fantaserend boven mijn kaart, zou ik daar rustig aan komen sukkelen over een vriendelijk landweggetje, net voor Cahors linksaf slaan, op die manier de stad zelf vermijden, en aan de andere kant van de stad de Via Podiensis op stappen. En die route heb ik ook exact gevolgd. Maar de kaart vertelt niet dat het laatste stuk van de GR-36 voor Cahors een steile afdaling is van een kilometer of 2 (lengte, niet hoogte) over een smal paadje, waarvan ongeveer de helft trap is. En ook niet dat je ongeveer halverwege dat pad een uitzicht hebt over de stad, dat een ezeltje dat nog nooit een stad heeft gezien, doet besluiten geen poot meer te verzetten, en alleen nog maar te kijken, kijken en kijken.

Maar goed, uiteindelijk besluit het ezeltje blijkbaar dat het avontuur met mij toch best wel leuk is, en volgt hij me voorzichtig verder de trap af. En zo staan we na een uurtje of 2 in een voorstad van Cahors, die toch wel een stuk drukker is dan ik verwacht had. Maar dat maakt Frimousse niets uit: hij is zojuist via een 2 kilometer lange trap afgedaald in de eerste stad die hij ooit gezien heeft, en niets kan hem nog raken; met opgeheven hoofd loopt hij naast me de stad uit.

Die heldenroes duurt tot we bijna in Labastide-Marnhac zijn. Daar moeten we een klein houten bruggetje over, en Frimousse weigert. Heldendaden zijn geen probleem, maar een houten bruggetje is… nou ja… een brug te ver.
En dus moeten we aan het einde van de wandeling nog eens een kilometer of 5 om. Langs een hele drukke weg.

Als we uiteindelijk, allebei doodop, aan de rand van Labastide-Marnhac zijn, zie ik een paard in een tuin staan. Omdat ik heb gehoord dat het vannacht gaat vriezen, kan ik het me niet veroorloven enige kans op hulp te laten lopen, en dus ga ik vragen of er bij het paard in de tuin misschien een plekje is voor mijn ezel, en voor mij misschien in een garage of schuur.
Het plekje in de tuin is geen probleem, maar voor mij is geen plek: men heeft net vanavond een huis vol visite. Terwijl de dochter in de tuin buren gaat bellen, word ik door moeder mee naar binnen genomen voor thee. Als de dochter ook binnenkomt, heeft ze iets gevonden: ze heeft voor me gereserveerd in een chambre d’hôte in de buurt; de kamer krijg ik kado van haar, voor het eten moet ik zelf betalen.
Als ze me, na 1.000 maal dank, heeft afgezet bij de chambre d’hôte, doen de eigenaren me een voorstel: ik betaal €7,50 en ze koken een maaltijd voor me, zoals het hoort, of ik eet een eenvoudige maaltijd met hen, en ik betaal niets. Ik eet mee.

Frimousse, Stukjes camino

En weer kwamen ze goed terecht

Saint-Martin-de-Vers Cras Vers Béars Arcambal

De mensen waar ik vannacht gelogeerd heb, zijn vanuit respectievelijk Parijs en België hierheen verhuisd, omdat ze enorm van deze streek houden; ze kennen er de weg dan dus ook op hun duimpje.
Op hun advies loop ik een klein stukje noordelijk, om vervolgens vrijwel de hele dag door de vallei van de rivier de Vers te kunnen lopen. Na een paar kilometer hoeven we maar een paar honderd meter over de départmental, en dan kunnen we over op de GR-46. Uiteraard krijgen we op die paar honderd meter 2 vrachtauto’s voor onze kiezen, waarvan 1 het er zelfs in zijn hoofd haalt om te toeteren, maar Frimousse houdt zich goed, en we komen er ongeschonden doorheen.

Het eerste stuk GR blijkt een steil paadje van zo’n 40-50 centimeter breed, met aan de ene kan wat bomen en dan 10-20-30 meter omlaag, en aan de andere kant wat bomen en dan 30-20-10 meter omhoog. Halverwege dat paadje (maar dat weten we dan nog niet) is vanmorgen een boom omgevallen, over het pad — vanmorgen, want het heeft vannacht geregend, en de aarde rond de wortels is droog. Ik kan eroverheen, maar voor een ezel is dit niet te doen. Tegen beter weten in probeer ik hem toch over te halen, maar eigenlijk snappen we allebei dat dit nooit gaat lukken. En dus zet ik mijn stok tegen een boom, zet mijn rugzak ernaast, leg mijn hoed op mijn rugzak, en begin een paadje te maken rond de wortels van de boom, het touw van de ezel in 1 hand, en constant tegen hem babbelend om te voorkomen dat hij onrustig wordt. Het wordt uiteindelijk een paadje van een centimeter of 20 breed, vlak langs het gat van de boomwortels, maar het ezeltje begrijpt wat er van hem verwacht wordt, en volgt me heel voorzichtig stapje voor stapje. Uiteindelijk lopen we 30-45 minuten vertraging op, maar we komen er samen langs; weer onderweg vertel ik het ezeltje wel 20 keer hoe trots ik op hem ben.
En als beloning gaat het paadje na een paar honderd meter over in een pad van zo’n 2 meter breed waar geen auto’s rijden, en hoeven we tot ruim in de middag niets anders te doen dan gedachteloos de directions van de GR-46 te volgen.

Doordat we de afgelopen dagen zo weinig auto’s tegengekomen zijn, komt Frimousse inmiddels weer helemaal tot rust (en ik dus ook) en een paar keer probeert hij zelfs onder het lopen met me te spelen. Ik besluit niet langer rond te informeren naar een nieuw tehuis voor hem; we zitten aan elkaar vast.

Na een lange wandeling, en bijna bij het doel van vandaag, moeten we de rivier de Lot over. De brug is smal — 1 rijbaan, en aan beide kanten een trottoirtje — en lang — ik schat een meter of 50. Ik houd mijn hart vast voor de reactie van Frimousse, maar besluit net te doen of het gewoon een weg is waar we overheen moeten. Frimousse trapt er uiteraard niet in — ezels zijn echt niet dom, en deze al helemaal niet — maar volgt me wel; hij loopt langzaam, en kijkt naar 2 kanten tegelijk (wat natuurlijk niet heel moeilijk is als je ogen aan de zijkanten van je kop zitten), maar twijfelt niet, en loopt mee de brug over. Hij is echt enorm gegroeid in de afgelopen 2 weken.

Een paar kilometer verder komen we aan in Arcambal, het doel van vandaag. Veel boeren zijn hier niet, en de meeste mensen zullen geen ezel in de tuin willen, dus ik meld me bij de mairie. De dame achter de receptie vertelt me dat er hier geen voorzieningen zijn voor pelgrims, en dat er ook geen feestzaal of iets dergelijks is waar ik zou kunnen slapen. Waarop de man die voor mij aan de beurt was, direct zegt dat ik dan wel in zijn garage kan slapen. Hij schrikt nog even als ik zeg dat ik wel een ezel bij me heb, maar ach, die kan eigenlijk best in de tuin. Waarop de receptioniste aanbiedt wat hooi te komen brengen; ze heeft paarden, dus genoeg hooi.

En terwijl ik dit schrijf, wordt mijn diner in orde gemaakt. Dus…

Morgen kruisen we de A20. Ik ben heel benieuwd hoe dat gaat.

Frimousse, Stukjes camino

Ver gelopen, verder niet veel

Quissac Sénaillac-Lauzès Sabadel-Lauzès Saint-Martin-de-Vers

Over vandaag valt eigenlijk niet zoveel te zeggen…
We hebben ver gelopen (een kilometer of 25), en het weer was niet geweldig, maar ook niet zo erg als ik bij het opstaan verwachtte.

Bij aankomst uiterst hartelijk ontvangen, samen de kaart voor morgen bekeken (de kaart mag ik houden), en heerlijk gegeten; er woont hier in het dorp iemand uit La Réunion (Franse kolonie) met een eetwinkeltje, en vandaag heb ik Réunionnais gegeten.
Frimousse heeft een hoekje van de tuin, en ik een rommelkamer in een bijgebouwtje.

Tussen Quissac en Sabadel-Lauzès

Frimousse, Stukjes camino

Lekker dagje

Saint-Simon Flaujac-Gare Durbans Espédaillac Quissac

Voor wie het zich afvroeg: het is niet heel handig om in het hooi te slapen als je hooikoorts hebt… Ik ben vannacht meer dan eens wakker geweest, en het zal tot in de middag duren voor ik me weer een beetje fris voel.
Maar het heeft vannacht flink geregend, en daar heb ik gelukkig geen last van gehad. En met mijn dubbele slaapzak heb ik het ook niet koud gehad.

Als ik wakker word, regent het nog steeds, maar tegen de tijd dat we vertrekken, is dat alleen nog miezer, en halverwege de ochtend kan de poncho in de rugzak om daar niet meer uit te komen. In de middag worden we zelfs een paar keer geraakt door een verdwaalde zonnestraal.

Omdat het vandaag zaterdag is, niet echt een dag voor verkeer in het algemeen en vrachtauto’s in het bijzonder, durf ik wat meer doorgaande wegen te nemen, en zo schieten we lekker op. Enige tegenvallertje is dat onze (hopelijke) bestemming niet echt ìn Quissac ligt, maar eeen kilometer of 3 erbuiten, terwijl ik eigenlijk dacht dat de dag er wel zo’n beetje op zat.

Als ik het erf oploop van deze mensen die nog nooit van mij gehoord hebben, zijn de kinderen helemaal enthousiast om een ezel te zien, en stellen de ouders direct hun huis open: ze hebben een extra kamer, we zetten een veld af voor de ezel, en uiteraard eet ik mee; lamskoteletten uit eigen tuin (het is een schapenboerderij).
Als ik na het eten op mijn kaart heb gekeken, en besloten dat Sabadel-Lausac het doel van morgen is, vraag ik voor de grap of ze daar toevallig vrienden hebben. Justine grijpt direct naar de telefoon, en de slaapplaats voor morgen is geregeld.

Frimousse, Stukjes camino

Luxe dag, karige nacht

Lacapelle-Marival Rudelle Sonac Saint-Simon

De route gaat weer over allemaal weggetjes die te klein zijn voor de kaart en de GPS. We schieten dus niet echt hard op; enerzijds omdat die weggetjes nooit recht van A naar B gaan, maar slingeren en op rare plaatsen op elkaar aansluiten, en anderzijds omdat we regelmatig verkeerd lopen en dan weer een eind terug moeten. Daarbij is de ochtend koud en nat, wat het allemaal nog een beetje vervelender maakt. Maar het is lekker rustig voor het ezeltje, en daarmee ook voor mij, en dat maakt een hoop goed.

Als ik in Rudelle een plekje zoek voor de lunch, rijdt er een auto voorbij, waarvan de bestuurster een duim opsteekt. Even later komt ze weer voorbij en stopt ze. Of ze me misschien mag uitnodigen om bij de kachel een hapje te komen eten? Uiteraard sla ik dat niet af.
Het blijkt dat zij en haar man een paar jaar geleden ook een wandeltocht hebben gemaakt (200 kilometer) en het steeds weer enorm waardeerden als ze ergens opgevangen werden; nu doen ze iets terug.

Ze hebben zelf ook een ezeltje, maar dat staat nu op het veld van een vriendin, in Saint-Simon. En laat Saint-Simon nou net het doel zijn dat ik voor vandaag in gedachten had… Dus vraag ik of mijn ezeltje niet een nachtje bij hun ezeltje op het veldje mag; dan heb ik voor hem maar alvast een plek. De man gaat aan het bellen, en het blijkt geen probleem.

Onderweg is het ezeltje nog wel even bang voor een viaduct, waardoor we een kilometer of 2 om moeten, maar ruimschoots op tijd arriveren we. Als de vriendin in kwestie ook arriveert, verzekert ze me dat er voor mij ook een plekje is. En eerlijk is eerlijk: ik had aangegeven dat ik het geen probleem zou vinden in een grange (schuur) te slapen…
De vrouw heeft samen met haar vriend een (hele) oude boerderij gekocht met het idee die weer op te knappen. Van dat opknappen is nog niets gekomen: het bouwval heeft geen deuren, geen ramen, geen luiken, en ligt vol met puin. De vrouw laat mij achter om me te ‘installeren’, en belooft wat later nog terug te komen met wat soep. Zo goed en zo kwaad als het gaat, vorm ik een bergje hooi om tot bed annex walletje tegen de wind.
Als de vrouw een uurtje later terugkomt, heeft ze 2 tassen met blokken hout bij zich, zodat ik een vuurtje kan maken, een extra slaapzak, en een fles water; verder nodigt ze me uit bij haar thuis te komen eten, zodat ik me in ieder geval nog even goed kan opwarmen voor ik in mijn slaapzak(ken) kruip.

Bij haar thuis ontmoet ik ook haar man en kinderen, en wordt de eenvoudige maaltijd voorafgegaan door een paar glaasjes pastis. Voor ik weer bij mijn slaapzak wordt afgezet, krijg ik nog het adres van vrienden in de volgende plaats die ik wil bereiken; uiteraard kunnen ze niks beloven, maar proberen kan altijd.

Frimousse, Stukjes camino

Koud, maar goed

Terrou Labathude Saint-Maurice-en-Quercy Lacapelle-Marival

Vandaag wil ik Lacapelle-Marival bereiken. Of eigenlijk: vandaag móét ik Lacapelle-Marival bereiken; willen, dat was eergisteren.

De man die gisteren met me meeliep naar het veld voor Frimousse, heeft bij vertrek nog een paar tips voor het bevestigen van de spullen op de rug van de ezel. Daarna duiken hij en zijn collega in hun lunchpakket om ruimschoots aan te vullen wat ik gisteravond en vanmorgen gegeten heb. Ik denk dat ik inmiddels genoeg eten in mijn rugzak heb om een dag of 3 comfortabel te kunnen leven, en ik vind het jammer dat het geen weer is voor wildkamperen. (Het is koud. Heel de ochtend voel ik aan mijn koude handen dat er sneeuw in de lucht zit, maar die valt gelukkig niet. ’s Middags gaat de miezer over in regen, en neemt de wind weer toe.)

Gisteravond ben ik heel de avond bezig geweest om het toeristenkaartje van de souvenirwinkel te combineren met de GPS, om zo te komen tot een route die weliswaar niet optimaal is, maar de ezel in ieder geval zo veel mogelijk ontziet in zijn angst voor auto’s en vooral vrachtauto’s. Omdat ik hiervandaan naar Figeac zuidoostelijk zou moeten lopen, terwijl ik eigenlijk zuidwestelijk wil, gaat de route vanaf nu richting Cahors. De grootste problemen die ik verwacht tegen te komen, buiten de auto’s die hier en daar voorbij zullen razen, zijn het oversteken van de A20 (een viaduct waar onzichtbare auto’s overheen razen, vindt het ezeltje vast eng), en de brug over de Lot (als de brug te smal is, gaat-ie niet, en als de brug te breed is, razen er auto’s overheen, en gaat-ie ook niet).
De eerste dag gaat in ieder geval prima. We komen vrijwel geen auto’s tegen, en de paar die we wel zien, zijn boeren die begrijpen dat je niet plankgas langs dieren raast.

Het vriendelijke stel in Latronquière had eergisteren telefonisch al iemand gevonden die de ezel kon herbergen, dus als ik aankom in Lacapelle-Marival, loop ik maar direct naar zijn huis: hij heeft zijn weide vast niet in 2 dagen opgedoekt. (‘Zou u niet gisteren al aankomen?‘ ‘Nee meneer, eergisteren.‘)

Als we het ezeltje naar zijn weide hebben gebracht — hij met de auto, wij lopend erachteraan — staat hij erop om met mij naar de zusters diocesaines te rijden om te kijken of ik daar onderdak kan krijgen. De verfrommelde oude nonnetjes blijken helemaal geen zin te hebben welke pelgrim dan ook op te nemen, maar weten verderop in de straat wel iemand die wellicht wel een bed heeft. En die dame heeft dat inderdaad, en zo at ik vanavond soep, brood, quiche, salade, kaas en fruit, slaap ik vanavond in een echt bed naast een radiator, en moet ik het morgen niet in mijn hoofd halen te vertrekken zonder ontbijt.
Tja…

Frimousse, Stukjes camino

Niet erg behulpzaam

Carbonnières Terrou

De vrouw van de burgemeester stuurt me naar Terrou (voor het centre équestre) via een weg die volgens de GPS doodloopt. Gelukkig heeft de GPS het mis.

Aangekomen in Terrou blijkt het niet heel moeilijk het centre équestre te vinden: het hele dorp draait op de paardrijschool (alhoewel het mij volkomen ontgaat wat je over paardrijden kunt leren in een klaslokaal). De eerste die ik aanspreek blijkt bovendien degene die het hele spul bestuurt. Hij maakt me direct duidelijk dat ze geen ezeltje kunnen adopteren, omdat ze momenteel geen ruimte hebben. Wel kunnen ze Frimousse nu een veldje geven, en mij vanmiddag helpen een route te vinden die alleen over binnenweggetjes gaat.
Dat klinkt als een aardig Plan B, en dus loop ik met een jongen mee naar het veldje van Frimousse, en ga ik vervolgens op zoek naar de burgemeester om te vragen of ik een nachtje in de gîte d’étape mag verblijven. Eigenlijk is de gîte alleen ’s zomers open, maar als ik er geen bezwaar tegen heb dat het er een bende is, wil hij de deur best voor me open laten.

En vervolgens hoor of zie ik niets meer; de beloofde hulp blijft uit. Ik meld me nog wel even op het kantoor van de school, maar daar weet niemand ergens van. Als ik heel zielig kijk, mag ik nog wel even achter een computer plaatsnemen om te kijken of ik zelf iets kan vinden, maar na een minuut of wat maakt mevrouw me toch wel duidelijk dat ze weer aan het werk moet.
De etalage in het dorp die zich voordoet als toeristenburo blijkt in werkelijkheid niet meer dan een winkel in souvenirs en regionale wijn, en de winkeljuffrouw is al enorm trots dat ze me een boekje met een stuk of wat wandelroutes (verspreid over het hele departement) en een kaart van het departement (zonder wandelpaden) kan aanbieden.
Uiteindelijk heb ik nog het meeste aan een toevallig langslopende winterschilder, die me ongeveer kan vertellen hoe ik binnendoor naar Lacapelle-Marival kan lopen, en daar een GR naar Figeac kan pakken.
En daarvoor heb ik dus eerst 2 uur noordelijk gelopen, en vervolgens de rest van de dag zitten wachten…

O ja, en verder ben ik ook erg blij dat de mensen van mijn laatste slaapplaatsen mijn rugzak vol met eten gestopt hebben, en dat ik nog een halve rol wc-papier heb van mijn tocht in 2014, want winkels zijn hier niet, en pelgrims voeren doet men hier niet (en kont afvegen blijkbaar ook niet).