Een maandje geleden gaf ik mijn berichtje ‘De bodem’ als titel. Maar daar was ik nog lang niet…
De Assistente Sociale had me gezegd dat de CAF (Caisse d’Allocation Familiales, de organisatie die gaat over de RSA; de Fransen zijn dol op afkortingen) 10 dagen de tijd had om mijn dossier te bestuderen. Daarmee zou ik een antwoord hebben voordat ik uit Lelin-Lapujolle moest vertrekken. Maar uiteraard liep de CAF een beetje achter met de afhandeling van de dossiers. En dus had ik geen antwoord voor mijn vertrek. En zonder RSA ook geen hulp bij het zoeken van onderdak.
Op 13 oktober kon ik gelukkig wel de auto van Marinette lenen, zodat ik naar de wervingsdag voor de skigebieden in de Pyreneeën kon. Die wervingsdag bestond uit een sporthal vol tafeltjes, waarachter medewerkers van hotels, restaurants, skiverhuurders, etc. zaten, en waarvoor rijen met mensen stonden die een kort sollicitatiegesprek met die wervers wilden; aansluiten en babbelen. Ik heb uiteindelijk 5 serieuze sollicitaties gedaan; 4 als barman en 1 als keukenhulp. Allemaal hebben ze me beloofd binnen een week of 3 te reageren, dus dat zou uiterlijk eind volgende week zijn. Het skiseizoen start begin december; sommige recruiters wierven alleen voor december en februari, met de kans op meer als er daadwerkelijk sneeuw valt.
Na de wervingsdag zou ik mijn tent bij Marinette in de tuin opzetten, maar dat ging niet door: ik kreeg een eigen kamer; wat een luxe! De volgende morgen heb ik mijn rugzak opnieuw ingepakt — de spullen die niet in mijn rugzak passen staan bij Marinette op zolder, en ik heb mijn zomerspullen omgeruild voor mijn winterkleren. En daarna was het tijd om ook daar te vertrekken, want aan het eind van het pelgrimsseizoen is Marinette moe, en heeft ze tijd voor zichzelf nodig, en dus geen behoefte aan een zwerver over de vloer.
En dus zat er niets anders op dan 115 te bellen. Ik kon terecht in de noodhuisvesting in Nogaro. En de noodhuisvesting in Nogaro is een goor hol, waar alles kapot is, niets werkt, in geen jaren is schoongemaakt, en de deur niet op slot kan; je zou er nog geen beest opsluiten. Normaal gesproken is de noodhuisvesting voor maximaal 2 nachten, maar omdat ik op maandagochtend weer een afspraak had met de Assistente Sociale in Nogaro, mocht ik 3 nachten blijven. Maar in ieder geval was het een kans om interessante mensen te ontmoeten: de daklozen die hier in het verleden overnacht hebben, houden het nog een beetje als basis om elkaar te ontmoeten (voor de deur, want ze begrijpen allemaal hoe weinig privacy je binnen hebt), en ook de plaatselijke dealers komen even kennis maken en handen schudden.
Ondanks wat de 115-medewerker meldde, hoefde ik het hok in ieder geval niet met een ander te delen; die ander kwam niet opdagen.
Die maandagochtend was het 18 oktober, en dus bijna 4 weken geleden dat ik de RSA aangevraagd had, maar de Assistente Sociale bevestigde wat ik op ‘Ma Caf’ (mijn CAF-account onlline) ook al gezien had: geen nieuws. En dus belde ik weer 115, en vroeg ik of ik in de noodopvang in Éauze mocht; de Asistente Sociale had van meer mensen gehoord dat de opvang in Nogaro niet echt een droomvakantie is, en wist dat het in Éauze beter is.
Ik mocht naar Éauze, en omdat de Assistente Sociale daar woont, kon ik bovendien met haar meerijden.
La locale in Éauze wordt onderhouden door het Rode Kruis (in Nogaro is de mairie verantwoordelijk), en is in aanzienlijk betere staat. In weze doet het me een beetje denken aan de gratis gemeentelijke refuges die ik als pelgrim gezien heb: een ‘gemeenschappelijke ruimte’ van een paar vierkante meter, 2 kamertjes (zonder deur) met elk een bed, een keukenblok met 2 elektrische kookplaatjes en een magnetron, een douche en een toilet, en zelfs een wasmachine en -droger. Bij aankomst vraagt de Rode Kruis-medewerker of ik verder nog iets nodig heb — als ik niet te eten heb, heeft hij een kast vol magnetronmaaltijden —, maar ik heb nog wat geld, en ben dus voorlopig te trots om wat aan te nemen.
Deze opvang deel ik wel met een ander: de Marokkaan Momo, wat Frans schijnt te zijn voor Mohammed. Momo verblijft hier zo vaak dat hij een oude dvd-speler meegenomen heeft tegen de verveling. Op zich is het geen onaardige kerel, maar het is een beetje jammer dat hij de gewoonte heeft direct na zijn ochtendkoffie zijn eerste joint al op te steken; ik ben best wat gewend, maar de geur van hasjiesj om 8h30 vergt best wat geduld.
In de loop van de week bel ik nog een paar keer 115 met de vraag of ik nog even mag blijven; dat mag ik.
Op vrijdag — 21 oktober, ruim een maand na mijn aanvraag — is er dan eindelijk nieuws van de CAF: verzoek RSA afgewezen. Ik begin een beetje in paniek te raken.
Ik besluit niet met de Assistente Sociale te bellen voor een afspraak, maar naar Nogaro te liften en zonder afspraak bij haar aan te kloppen. Ze heeft geen tijd om voor me uit te zoeken waar de afwijzing vandaan komt, maar begrijpt dat de nood even aan de man is, en regelt een voorschot voor me; zo heb ik van het weekend in ieder geval te eten. Van 115 mag ik ook nog even in Éauze blijven.
Ik maak een nieuwe afspraak met de Assistente Sociale (of eigenlijk met een andere, want inmiddels zijn er 2 dames op mijn dossier gedoken, maar ik wil het verhaal niet nog verwarrender maken) voor woensdag.
Op zondag dan eindelijk weer wat beter nieuws.
Marie-Pierre is een vriendin van een vriendin; ik heb haar een paar keer daar ontmoet, en heb haar een paar keer op de markt (in Éauze) bezocht, waar ze crêpes verkoopt. Marie-Pierre was het weekend op bezoek bij een vriendin in de Béarn, waar ze iemand ontmoet heeft die een gîte voor pelgrims heeft, maar die weer op reis wil, en iemand zoekt die de gîte wil overnemen. Marie-Pierre dacht direct aan mij, en stuurde me een mail.
Uiteraard bel ik Yves, en spreek met hem af dat ik op donderdag bij hem ben om kennis te maken.
Op woensdag ben ik weer bij de Assistente Sociale. Ze heeft zich er inmiddels in verdiept, en heeft bij mijn aanvraag RSA 1 dingetje over het hoofd gezien: dit jaar is de wet veranderd (Frans of Europees, dat weet ik niet), en sindsdien moet je als Europeaan een titre de sejour (een soort visum) aanvragen als je in Frankrijk ergens aanspraak op wilt maken. Oftewel: fuck het Schengen-verdrag.
Om dat document aan te vragen, moet ik me melden bij de prefectuur in Auch, de hoofdstad van de Gers; dat kan elke werkdag tussen 8h30 en 12h00, zonder afspraak. De Assistente Sociale heeft de blijde boodschap dat een document van de prefectuur eerder maanden dan weken op zich laat wachten.
Voor ik vertrek print en ondertekent ze een verklaring voor me, waarmee ik, voor onbepaalde tijd, bij elke sociale hulporganisatie (Rode Kruis, Secours Catholique, etc.) in de Gers kan aankloppen voor een gratis maaltijd.
Ik besluit Auch heel even links te laten liggen, en eerst naar de Béarn te liften voor mijn afspraak met Yves. Omdat ik woensdagmiddag vertrek en donderdag pas heb afgesproken, kan ik rustigaan doen.
En dat komt goed uit, want mijn eerste lift brengt me van Nogaro naar Pau. Wat betekent dat ik vanuit een andere hoek mijn bestemming nader dan ik gepland had, waardoor ik nu langs Navarrenx kom. En in Navarrenx was ik deze zomer ook al eens, om aan Jean-Gaétan te vragen of hij misschien een hospitalier nodig had in zijn gîte L’Alchimiste (het mag duidelijk zijn dat hij dat niet had). Omdat ik graag een donativo-gîte zou willen, en L’Alchimiste een donativo-gîte is, en bovendien op maar een kilometer of 20 van de gîte waarheen ik onderweg ben, lijkt het me een goed idee om daar aan te kloppen voor de nacht; zo’n contact moet je warmhouden, want Jean-Gaétan zit ongetwijfeld vol met bruikbare (juridische) informatie; daarnaast is het ook een aardige kerel.
Ik ben van harte welkom, krijg een bier en een eigen kamer, en eet ’s avonds uiteraard mee. De groep is bovendien erg leuk: een groep geestelijk minder validen die met hun begeleiders een stuk van de chemin lopen.
Ik kan weer even ademhalen.
Donderdagochtend wil Jean-Gaétan niets weten van een betaling. Bovendien kan ik hem bellen als mijn overname doorgaat, zodat we een keer een avond kunnen bomen over alle haken en ogen, en noteert hij mijn nummer ook, zodat hij alvast kan gaan rondvragen voor werk voor de winter (zijn voorstel).
En dan lift ik de laatste 20 kilometer naar Yves.
Het huis is een groot pand met een grote tuin in het centrum van het dorp. De gîte is een beetje een bende, maar daar kijk ik doorheen: het is duidelijk dat dit heel veel potentieel heeft. Maar het is ook duidelijk dat Yves nog niet helemaal klaar is om er een punt achter te zetten: hij is in zijn hoofd nog bezig met allerlei decoratieve zaken waar hij niet mee bezig zou zijn als hij het idee van afscheid volledig geaccepteerd had. De afspraak was al dat hij voorlopig de helft van het huis zou houden, in de tijd dat hij een bestelwagen ombouwt tot camper; het is duidelijk dat we ook goede afspraken moeten maken over zijn datum van vertrek.
We zijn voorlopig nog niet uitonderhandeld.
Als ik wil kan ik in ieder geval de winter blijven, om de werkzaamheden te verrichten die het huis sowieso nodig heeft. Tegen kost en inwoning. Dat geeft een beetje rust: als het werk in de Pyreneeën niet doorgaat, hoef ik in ieder geval niet op straat te slapen van de winter.
Dit weekend blijf ik hier nog, om verder te onderhandelen en om het huis en het dorp te leren kennen; vandaag ga ik ook langs het Office De Tourisme om te kijken of die cijfers hebben van het aantal pelgrims dat hier per jaar langskomt.
Maandag lift ik naar Auch, zodat ik — hopelijk — dinsdagochtend in de rij kan gaan staan voor mijn titre de sejour. Dat betekent dus weer een paar nachten in de noodopvang. Daarna zie ik weer verder.
Recente reacties