In 2014 liep ik van Wateringen in Nederland (in het Westland) naar Fisterra in Spanje (ten westen van Santiago de Compostela).
Daarna besloot ik om niet terug te keren naar Nederland, maar verder te zwerven.
Sinds begin 2022 heb ik, na bijna 8 jaar zwerven in Noord-Spanje en heel Frankrijk, een huisje in de Loire-Atlantique in Frankrijk.
Ik volg momenteel een opleiding waarmee ik straks aan de slag kan in de hulpverlening.
|
Castelnau-sur-l’Auvignon Condom Larressingle
De 5 euro die ik na het ontbijt neerleg, wil Jean-Pierre niet aannemen; ik heb immers gewerkt als betaling? Maar als ik zeg dat het niet voor hem is, maar dat hij het moet gebruiken voor de volgende pelgrim die langskomt, en het misschien nog harder nodig heeft dan ik, accepteert hij het toch.
We hoeven vandaag weer niet heel ver, een kilometer of 15; als het goed is, heeft Anita haar vriendin Martine in Larressingle gevraagd of ik een nachtje in haar gîte mag overnachten.
Helaas moeten we onderweg toch nog een paar kilometer om, vanwege een stroom die zelfs mij te ver gaat: ik heb weinig zin om tot mijn knieën in het koude water te staan met een zware rugzak op mijn rug en een onwillige ezel achter me.
Het weer doet vandaag rare dingen: het ene moment moet de poncho aan, en het volgende moment loopt het zweet in straaltjes van mijn rug, omdat de zon zo schijnt; en het ene moment is het windstil, en het volgende moment moet ik mijn hoed vasthouden omdat hij er anders vandoor gaat.
We moeten vandaag weer een stad, maar ik maak me geen zorgen meer: Frimousse heeft inmiddels begrepen dat hem in een stad niets kan gebeuren als hij heel dicht bij me blijft, en heel goed naar me luistert. Bovendien ben ik in Condom al vaker geweest, dus ik ken hier de weg een beetje en weet welke kant we op moeten.
Om half 4 zijn we bij La Halte, onze gîte voor vannacht, maar er is niemand. Ik zet mijn tas alvast in de tuin, en rek en strek wat. Een uur later is er nog steeds niemand. Ik loop een rondje met Frimousse, en laat hem het gras aan allebei de kanten van de straat maaien. Dat brengt ons weer een uur verder, maar er is nog steeds niemand. Ik begin een beetje te twijfelen. Sta ik wel bij de goeie gîte? Heeft Martine het bericht over mijn komst misschien niet ontvangen omdat ze met vakantie is? Het wordt inmiddels behoorlijk laat, en het zal lastig worden om nu nog iets anders te vinden.
Uiteindelijk komt Martine om half zeven thuis. In de winter heeft ze het niet zo druk met de gîte, dus dan werkt ze bij een wijnboer in de buurt. Het bericht over mijn komst heeft ze vanmorgen pas gehad, en toen heeft ze niet begrepen dat ik vandaag al zou komen. Maar ik ben van harte welkom, en krijg een grote kamer met een groot bed, en een eigen douche en toilet. Voor Frimousse mag ik een stuk van de tuin afzetten.
Onder het eten nemen we het vervolg van mijn reis door, en stuiten op een probleem: Anita komt morgenavond laat pas thuis van vakantie, dus ik kan niet overnachten in Montréal. De volgende optie zou dan Lamothe op 20 kilometer zijn, maar dat is te duur, of Éauze op 27 kilometer, en dat is te ver. En dus stelt Martine voor dat ik morgen een rustdag neem. Ik kan zonder probleem voor niets nog een nacht bij haar blijven, dan zaterdag 10 kilometer lopen naar Anita in Montréal, en zondag 17 kilometer naar de donativo in Éauze.
Ik hoef niet lang na te denken, en beloof mezelf voor morgen een heerlijke luie dag.
-
-
Condom is bereikt.
-
-
Frimousse had geen zin in deze toeristenfoto.
Marsolan La-Romieu Castelnau-su-l’Auvergne
Afgelopen nacht 15 euro betaald voor een bed. Vanmorgen nog eens 5 euro extra achtergelaten omdat ik meer hout in de kachel had gepropt dan was toegestaan (wat op zich redelijk tekenend is voor het gebrek aan warmte bij Le Bourdon in Marsolan).
Vandaag hadden we een relatief korte wandeling, een kilometer of 15. In Castelnau-su-l’Auvignon zit een donativo, en daar wilde ik maar eens gebruik van maken. Dankzij al dat hout zijn mijn schoenen vanmorgen goed droog, maar dankzij nat gras en modder duurt dat niet lang. Het weer is echter prima, en ik weet dat ik niet ver hoef, dus ik maak me niet druk.
Halverwege (of op tweederde) kan ik kiezen: via La-Romieu of, 4 kilometer korter, direct naar Castelnau; we gaan lekker, dus ik kies de langere weg. Van La-Romieu zien we uiteindelijk niet veel: de route raakt het dorp net aan, en om voor dat historische centrum nou een omweg te maken, vind ik ook weer overdreven.
De gîte herken ik al van verre; hij is helemaal zoals je van een pelgrimsherberg mag verwachten: middenin het landschap staat een oud huis, met daarvoor een paar tafels met parasols, en er hangen vlaggetjes. Als je dichterbij komt, zie je ook de moestuin, de beschilderde keien en de schelpen. De ontvangst is meer dan hartelijk. De gîte wordt gerund door een man van achterin de 60 (denk ik), en een pelgrim die er regelmatig enige tijd doorbrengt. Deze tweede komt me op de weg al tegemoet, heet me welkom, en heeft al een wortel voor Frimousse paraat voor ik mijn rugzak af heb kunnen doen. Zoals gezegd is deze gîte donativo (‘betaal wat je kunt en wilt betalen’), en pelgrims zonder geld kunnen hier 2 dingen doen: in de zon in de tuin gaan zitten, of mouwen opstropen en helpen. En dus trek ik mijn trui uit, en ben de rest van de middag stenen aan het sjouwen van achter het huis naar de tuin voor het huis. Op deze manier bouwen de mannen een plek voor pelgrims, die uiteindelijk ook grotendeels is neergezet door pelgrims. En op de een of andere manier voel je dat.
Het eten wordt weggespoeld met wijn, en een drankje waarvan ik niet meer weet hoe het heet, maar dat erg lekker smaakt bij, en na, de koffie.
Ik zou zo gauw geen andere gîte op kunnen noemen waarvoor de uitspraak “l’esprit du chemin” meer geldt dan voor deze, en het is een ware verademing na de koude ontvangst van afgelopen nacht.
-
-
Castet-Arrouy Lectoure Marsolan
Niet veel te melden vandaag. Heb vanmiddag mijn smartphone (GPS, camera, notitieblok) uit mijn jatten laten vallen. Scherm is aan gruzelementen. Voorlopig doet-ie het nog, maar het is een kwestie van tijd voordat ik alleen nog maar een hand scherven in mijn zak heb.
Ik heb een pesthumeur.
Bardigues Saint-Antoine Flamarens Miradoux Castet-Arrouy
Gisteravond niemand meer gezien, dus geen brood, en zonder eten naar bed. En een oude, vochtige stacaravan is niet te vergelijken met een loods-tent-winterslaapzak. Dus word ik vanmorgen om een uur of 5 wakker van honger en kou. Ik weet het nog een uurtje vol te houden in mijn slaapzak, maar besluit dan op te staan en op te breken. De Mars die ik bewaard heb voor het ontbijt doet mijn lichaam alleen maar schreeuwen om meer.
Om kwart over zeven zijn we al op pad; nog steeds niemand gezien, dus verder ook niets gegeten. Ik hoop dat er in het volgende dorp een épicerie is. Gelukkig is die er. Helaas is die net deze week gesloten voor een weekje vakantie.
Bijna de hele weg gaat vandaag door modder en nat gras, waardoor ik na een uur al loop te soppen in mijn schoenen. Mijn droom van gisteravond (toen was het nog mooi weer) om Lectoure te halen (24 kilometer) verdwijnt als sneeuw voor de zon.
Om half twaalf stuit ik eindelijk op een klein dorpssupermarktje; ik sla direct een dagvoorraad in. Maar als die binnen een half uur op is, ga ik nog een keer naar binnen; ik wil niet het risico lopen vanavond en morgenochtend weer zonder eten te zitten. De eigenaar van de winkel glimlacht alleen maar als ik weer bij de kassa sta; waarschijnlijk zou iedereen dat doen, met de prijzen die hij vraagt.
Om een uur of 2 ben ik er wel klaar mee: ik wil mijn schoenen uittrekken en laten drogen, en bovendien heb ik onderweg ergens een aankondiging gezien voor een donativo-gîte (‘geef wat je wilt geven en kunt missen’) in Castet-Arrouy.
De donativo vind ik niet, maar wel bordjes naar een gîte communal (gemeentelijke gîte) waar pelgrims voor 18 euro per nacht terecht kunnen. Een bak geld, maar ik besluit dat op dit moment een echt bed en een douche best 18 euro waard zijn, en volg de bordjes.
De gîte blijkt gesloten voor de winter, maar de aanwezige mevrouw zegt dat ze even haar man zal bellen (de burgemeester, blijkt later). De burgemeester besluit direct dat ‘we deze man vannacht niet buiten laten slapen‘ — blijkbaar zie ik er inmiddels niet meer uit als de standaard toerist-pelgrim die je kunt doorverwijzen naar een chambre d’hôte. Vanmiddag is de ruimte die ‘s zomers gîte is, verhuurd aan de kaartvereniging, maar als die om een uur of zes klaar zijn, zal iemand van gemeentewerken een bed voor me neerzetten, en is de ruimte voor mij.
Ik hoop dat de douche ‘s winters warm is, maar ook als dat niet zo is, tref ik het vandaag weer geweldig, met een gratis bed en verwarming, en bovendien voldoende eten in de rugzak.
UPDATE, een paar uur later.
Het bleek niet de kaartclub, maar de maandelijkse bijeenkomst van de ouderen en minder bedeelden van het dorp, om gezamenlijk een spelletje kaart of Scrabble te spelen, maar vooral elkaar te ontmoeten.
Al snel kwam de vraag of ik erbij kwam zitten, en er was koffie en gebak, en nog meer koffie en gebak, enzovoort. Na het gezellig samenzijn was er nog een berg gebak over, en er wordt van mij verwacht dat ik meeneem wat ik niet opeet; men wil morgen geen restjes vinden. Waarmee mijn ontbijt voor de rest van de week geramd zit (als ik dit in 1 ontbijt opeet, krijg ik genoeg suiker binnen om de laatste 120 kilometer in een dag te lopen).
Verder zijn er ook nog een zakje instantsoep, een pakje macaroni, en 2 blikjes sardientjes waarvoor dezelfde regel geldt: het moet op. 1 Blik sardientjes gaat in de rugzak, en van de rest maak ik iets eetbaars; brood en kaas blijven in de rugzak.
De douche was trouwens ook heerlijk.
En nee: die €18 hoef ik niet te betalen; de gîte is immers nog niet open?
-
-
Provisorische afzetting voor het ezeltje.
-
-
Mijn ontbijt voor de komende dagen.
O ja, en ik mag niet meer aan de poten van Frimousse komen om zijn hoeven schoon te maken. Waarvoor ik die lul van gisteren nog even hartelijk wil bedanken.
Boudou Malause Pommevic Espalais Auvillar Bardigues
Het heeft afgelopen nacht niet gevroren. En ik sliep in een loods, in een tent, in een winterslaapzak, in een zomerslaapzak, in een lakenzak. Nee, ik heb het niet koud gehad.
De dag begint met anderhalf uur modder, helling op, helling af. Daarna zit ik er eigenlijk alweer helemaal doorheen. Maar de plicht roept in de Gers, dus we moeten door.
Als in Pommevic het ezeltje zich keurig loopt te gedragen zoals van een ervaren pelgrim-ezel verwacht mag worden (kalm, onverstoord, en vriendelijk knikkend naar iedereen die ons nakijkt), gaat er een auto in de ankers, waar een kerel uit springt, die gelijk heel druk begint te praten. Voor ik weet wat er gebeurt, heeft hij het touw van Frimousse beet, en vervolgens tilt hij diens voorpoot op om naar zijn hoef te kijken. Ik heb binnen kortste keren een ezel in de stress. En de man blijft maar roepen dat hij met ezels werkt, dat hij weet wat hij doet, en dat hij alleen maar wil helpen, ondanks dat ik in alle talen die ik ken tegen hem blijf zeggen, en dan roepen, dat ik zijn hulp niet nodig heb, dat hij mijn ezel opnaait, en dat hij moet opk*nkeren. Op het moment dat ik ervan overtuigd raak dat ik alleen nog van de man af kom als ik gewoon volledig door het lint ga en mijn stok gebruik, stapt gelukkig zijn vriend uit de auto om hem mee te nemen.
Als de man verdwenen is, kalmeert Frimousse gelukkig ook weer snel.
En het weer is vandaag prachtig, dus we klagen niet, maar sukkelen vrolijk verder.
Het doel vandaag was Bardigues, omdat daarna een kilometerslange leegte op de kaart staat. Helaas blijkt Bardigues voor het grootste deel een nieuwbouwdorp voor mensen die graag ‘buiten’ wonen. Geen loodsen of schuren dus, en ze laten me vast niet in de garage slapen, bij het veel te dure, en nooit gebruikte tuingereedschap.
Maar het weer is goed, dus ik ben niet bang voor wildkamperen.
En dan duikt in de verte een boerderij op, terwijl ik nog geen kampeerplek heb gevonden. Uiteraard klop ik even aan.
En ik mag in de stacaravan achter het huis. Met een plekje voor Frimousse ervoor. ‘t Is alleen jammer dat ik er geen rekening mee gehouden heb dat het vandaag zondag is: geen boodschappen, en dus geen eten. Ik heb nog een blikje paté, dus als de boer straks weer thuiskomt (hoop ik), zal ik hem vragen om een stuk brood; ik heb weinig zin om alleen een blikje paté leeg te lepelen. En die ene Mars die ik nog heb, bewaar ik voor morgenochtend.
Durfort-Lacapelette Moissac Boudou
Het heeft afgelopen nacht toch gevroren. Ik ben blij dat ik gisteravond nog om een extra deken heb gevraagd; zo heb ik toch nog een paar uurtjes halfslaap gehad. Het duurt ruim 2 uur voor ik de tent afgebroken, en de rugzak ingepakt heb; elke paar minuten moet ik stoppen om mijn vingers op te warmen.
Frimousse begint de dag weer met angst voor mijn rugzak, en met eten zodra ik wil gaan lopen, dus ik houd mijn hart vast voor de rest van de dag. Maar hij draait bij, en de zon schijnt volop, dus al gauw heb ik het prima naar mijn zin. Er is nog wel een houten bruggetje waar hij niet overheen durft, waardoor we een paar kilometer langs een départemental moeten, maar hij lijkt te beseffen dat hij die keuze zelf gemaakt heeft, en raakt niet al te erg in paniek van de auto’s.
De GPS toont geen enkele haalbare omweg rond Moissac, en dus zullen we er doorheen moeten. Omdat het zaterdag is, besluit ik een klein stukje om te lopen door een industriewijk; dat blijkt een goed idee: het is heerlijk rustig. Het gaat zelfs zo goed dat ik Frimousse aan het fietsenrek van een Lidl durf vast te binden, om binnen snel even wat te halen; ik heb nog niet ontbeten.
Dan moeten we de binnenstad in. Daar is de markt net afgelopen, dus het is een komen en gaan van bestelbusjes, vrachtauto’s en veegwagens, maar Frimousse houdt zich prima, zelfs als een meter of 15 voor ons een politieauto zijn sirene aanzet om er met een rotgang vandoor te gaan.
Eenmaal weer buiten de stad lopen we heerlijk over een fietspad door de natuur, met auto’s en treinen op veilige afstand.
Ik besluit vandaag vroeg op zoek te gaan naar een slaapplaats, in de hoop een iets comfortabeler plek te vinden dan afgelopen nacht (ik heb spierpijn van het bibberen). Ik kom uiteindelijk terecht bij een paardenboerderij, waar Frimousse een enorm veld helemaal voor zichzelf heeft, en ik mijn tent mag opzetten in een loods.
Als het bijna etenstijd is, komt mevrouw met een plastic tasje met brood, een blikje sardientjes, ham, compôte, en 2 mandarijntjes. Ik besluit het te bewaren voor morgen, en me vandaag te storten op het weckpotje paté dat ik al een paar dagen meesleep, en het brood dat ik gisteren meekreeg.
Even later komt meneer nog met een hele dikke slaapzak.
Lauzerte Saint-Simplice Durfort-Lacapelette
Afgelopen nacht heeft het niet geregend, dus vandaag zijn er geen stroompjes waar Frimousse bang voor kan zijn. En dus is het vandaag de rugzak. Al 2 weken heeft hij er geen enkel probleem mee, en nu schiet hij ineens iedere keer in de stress als ik het ding ergens neerzet of -leg. Twee keer weet hij zelfs een wegwijzer van de GR-65 uit de grond te trekken en ervandoor te gaan. En als je ergens voor wegrent en je hoort een paal achter je aan stuiteren, die aan je touw vastzit, wordt het alleen nog maar enger… Nou ja, je kunt je er een voorstelling van maken.
Al met al weet hij mijn humeur in de loop van de dag aardig te vezieken.
Aan het eind van de middag klop ik aan bij een gîte, met dezelfde vraag als gisteren: een boer in de buurt waar ik in de schuur zou kunnen slapen? De man stelt voor dat ik mijn tent in zijn tuin opzet. En dat doe ik. Als het goed is, vriest het vannacht niet meer (de afgelopen 4 nachten wel), maar ik kan voelen dat het in ieder geval koud wordt. Dat wordt dus met al mijn kleren aan in mijn slaapzak.
En ik prijs me gelukkig dat ik eergisteravond zoveel macaroni heb gemaakt. En ook dat die extra kilo nu weer uit de rugzak mag.
Montcuq Montlauzun Lauzerte
Voor het ontbijt mag ik pakken wat ik kan vinden, maar ik houd het bij koffie en een stroopwafel; de beginnende griep die me al een paar dagen plaagt, heeft inmiddels mijn darmen bereikt. Als ik een rustdag in wil lassen, is dat voor Detlev geen probleem, maar ik besluit dat de plicht roept, en dat ik dus verder moet. Wel vraag ik hem om een rol toiletpapier voor onderweg; die heb ik gelukkig niet nodig: voor vertrek is alles er al uit.
Lauzerte vind ik vandaag ver genoeg. Dat is 14 kilometer, dus dan kunnen we rustig aan doen. Denk ik. Frimousse besluit echter anders. Het begint ermee dat hij zich voorneemt elk grassprietje dat we tegenkomen, op te eten. Tegen de tijd dat we het dorp uit zijn, zijn we al een uur verder.
En vervolgens besluit hij dat hij vandaag weer geen stromend water oversteekt. Het eerste stroompje dat we tegenkomen, is een centimeter of 15 breed en een centimeter of 5 diep, maar meneer gaat in de ankers en verzet geen poot meer. Ik denk dan nog dat 1 keer een stukje omlopen geen probleem is op zo’n rustige dag, maar in de loop van de dag lopen we zo vele kilometers om, en komen we uiteindelijk toch nog ruimschoots boven de 20 kilometer. Naar een dorpje op 14 kilometer afstand…
En de hele weg blijft hij op elk grassprietje af duiken. Twee keer geef ik hem 3 kwartier de tijd om zich vol te eten, en die benut hij volledig, en aan het eind van de middag besluit ik op een veldje te wachten totdat hij zelf aangeeft dat hij klaar is, maar na bijna 2 uur (non-stop eten) ben ik dat zat.
Het is rond half zes als we uiteindelijk Lauzerte in lopen. Ervan uitgaande dat iemand die een chambre d’hôte heeft, ook wel op de hoogte zal zijn van goedkopere alternatieven in de buurt, bel ik aan bij een chambre d’hôte voor advies; of ze misschien een boer in de buurt kennen, waar ik in de schuur zou kunnen ofzo? Terwijl mevrouw hardop staat te denken, denk ik haar accent te herkennen, en dus vraag ik in mijn eigen beste Engelse accent “You’re British, aren’t you?“. Dat breekt het ijs. Ineens is zij Margaret, haar man John, en ik Rob, en als ik bij hen in de garage wil liggen, mag dat gerust, en dan kan de ezel wel op dat veld, en heb ik misschien trek in soep?
John en Margaret moeten vanavond weg, maar voor ze vertrekken komt John nog even zeggen dat hij 2 biertjes voor me in de garage heeft neergezet. En als ik aangeef dat ik een ontbijt echt teveel van het goede zou vinden, zegt Margaret “How about eggs? I have loads of eggs…“. Eerst wil ik haar nog voor de voeten gooien dat haar falende inkoopbeleid mij niet aangerekend kan worden, maar ach, zij helpt mij ook, en dus besluit ik haar morgenochtend van een paar eieren af te helpen.
En zo zit ik me hier nu, met een buik vol paddestoelensoep, brood, cake, banaan en bier, wederom af te vragen hoe het nou toch zo verkeerd kan gaan in de wereld, terwijl er zoveel goede mensen zijn…
Labastide-Marnhac Cézac Lascabanes Montcuq
De hele dag staat vandaag eigenlijk in het teken van het slepen van het ezeltje. Blijkbaar heeft hij het vannacht erg gezellig gehad met het paard, want hij laat zich niet vangen. Maar als we eindelijk onderweg zijn, wordt het niet beter: steeds weer vindt hij een reden om stil te staan, en als hij loopt, is dat in een tempo waar ik heel ongeduldig van word.
Mijn lunch is een feestje. Gisteravond na het eten was er nog wat macaroni over; mijn gastvrouw vroeg of ik wilde dat ze dat inpakte voor tussen de middag, met een beetje azijn. Als ik het pakketje openmaak, blijkt ze er niet alleen azijn bij te hebben gedaan, maar ook geraspte wortel, een tomaat en een gekookt ei. Voor toe vind ik 2 mandarijnen.
Na een hele, hele lange dag bereiken we eindelijk Montcuq. Hier wilde ik vandaag graag aankomen, omdat Anita me bij een plaatselijke gîte heeft aangeraden voor werk, en dit een mooie kans is om kennis te maken. De hoop op werk wordt echter snel de grond in geboord. Wel mag ik voor vannacht een plek voor mezelf en voor het ezeltje zoeken, hoewel de gîte eigenlijk vor de winter gesloten is, en pas in april weer open gaat.
Ook mag ik gebruik maken van de keuken, en als ik daar iets vind waar ik trek in heb, mag ik het pakken. De voorraad blijkt wat je mag verwachten in een pelgrimshut: vooral veel aangebroken pakken rijst en macaroni. En zo is dit de eerste keer in bijna 2 weken lopen dat ik iets te eten koop: bij een extreem duur supermarktje haal ik saus voor bij de macaroni; en als ik er dan toch ben, neem ik ook maar een wijntje mee.
Arcambal Cahors Labastide-Marnhac
Aujourd’hui nous avons attrappé le Chemin du Puy.
Oftewel: vandaag hebben we de Via Podiensis bereikt, de Jacobsweg die van Le-Puy-en-Velay naar Saint-Jean-Pied-de-Port gaat. Eindelijk.
De oversteek van de A20 was eigenlijk een eitje: bij Arcambal steekt de snelweg de rivier de Lot over, en daarmee ook een deel van de vallei. We zijn de wandeling dus begonnen langs de oever van de Lot, en op die manier reed het verkeer zo’n 15 meter boven ons hoofd. Frimousse besefte eigenlijk pas wat hij gedaan had toen we al onder de brug door waren; toen bleef hij zich maar steeds omdraaien om ernaar te kijken, en wilde hij er steeds weer vandoor als er een vrachtwagen langsreed. Maar toen waren we er al langs, en met elke stap die we verder van de brug af kwamen, werd hij rustiger.
Een obstakel waarop ik niet gerekend had, was Cahors. Fantaserend boven mijn kaart, zou ik daar rustig aan komen sukkelen over een vriendelijk landweggetje, net voor Cahors linksaf slaan, op die manier de stad zelf vermijden, en aan de andere kant van de stad de Via Podiensis op stappen. En die route heb ik ook exact gevolgd. Maar de kaart vertelt niet dat het laatste stuk van de GR-36 voor Cahors een steile afdaling is van een kilometer of 2 (lengte, niet hoogte) over een smal paadje, waarvan ongeveer de helft trap is. En ook niet dat je ongeveer halverwege dat pad een uitzicht hebt over de stad, dat een ezeltje dat nog nooit een stad heeft gezien, doet besluiten geen poot meer te verzetten, en alleen nog maar te kijken, kijken en kijken.
Maar goed, uiteindelijk besluit het ezeltje blijkbaar dat het avontuur met mij toch best wel leuk is, en volgt hij me voorzichtig verder de trap af. En zo staan we na een uurtje of 2 in een voorstad van Cahors, die toch wel een stuk drukker is dan ik verwacht had. Maar dat maakt Frimousse niets uit: hij is zojuist via een 2 kilometer lange trap afgedaald in de eerste stad die hij ooit gezien heeft, en niets kan hem nog raken; met opgeheven hoofd loopt hij naast me de stad uit.
Die heldenroes duurt tot we bijna in Labastide-Marnhac zijn. Daar moeten we een klein houten bruggetje over, en Frimousse weigert. Heldendaden zijn geen probleem, maar een houten bruggetje is… nou ja… een brug te ver.
En dus moeten we aan het einde van de wandeling nog eens een kilometer of 5 om. Langs een hele drukke weg.
Als we uiteindelijk, allebei doodop, aan de rand van Labastide-Marnhac zijn, zie ik een paard in een tuin staan. Omdat ik heb gehoord dat het vannacht gaat vriezen, kan ik het me niet veroorloven enige kans op hulp te laten lopen, en dus ga ik vragen of er bij het paard in de tuin misschien een plekje is voor mijn ezel, en voor mij misschien in een garage of schuur.
Het plekje in de tuin is geen probleem, maar voor mij is geen plek: men heeft net vanavond een huis vol visite. Terwijl de dochter in de tuin buren gaat bellen, word ik door moeder mee naar binnen genomen voor thee. Als de dochter ook binnenkomt, heeft ze iets gevonden: ze heeft voor me gereserveerd in een chambre d’hôte in de buurt; de kamer krijg ik kado van haar, voor het eten moet ik zelf betalen.
Als ze me, na 1.000 maal dank, heeft afgezet bij de chambre d’hôte, doen de eigenaren me een voorstel: ik betaal €7,50 en ze koken een maaltijd voor me, zoals het hoort, of ik eet een eenvoudige maaltijd met hen, en ik betaal niets. Ik eet mee.
-
-
Uitzicht op Cahors.
|
Privacy De applicatie die wordt gebruikt voor het verzamelen van statistieken over het bezoek op deze website, anonimiseert de verzamelde informatie door de laatste byte van het IP-adres te verwijderen. Ook respecteert deze applicatie de Do Not Track instelling van je browser.
Helaas zijn de ontwikkelaars van WordPress en de WordPress plug-ins minder respectvol. Je privacy kan daarom helaas niet gegarandeerd worden op deze website.
|
Recente reacties