In 2014 liep ik van Wateringen in Nederland (in het Westland) naar Fisterra in Spanje (ten westen van Santiago de Compostela).
Daarna besloot ik om niet terug te keren naar Nederland, maar verder te zwerven.
Sinds begin 2022 heb ik, na bijna 8 jaar zwerven in Noord-Spanje en heel Frankrijk, een huisje in de Loire-Atlantique in Frankrijk.
Ik volg momenteel een opleiding waarmee ik straks aan de slag kan in de hulpverlening.
|
Ontslagen uit het ziekenhuis, welteverstaan. Daar lag ik de afgelopen week.
Vorige week vrijdag haalden we een huis leeg in Rodez (niks illegaals: ’t is m’n werk). We waren met z’n zessen, en het was mijn taak de meubels te demonteren die niet in de lift pasten. Ik was bezig met een bed, en had de bedbodem rechtop tegen de muur gezet. En dan niet zo’n lullig lattenbodempje dat voor Ikea-bedden gebruikt wordt, maar een houten bak met springveren erin en een linnen doek erover, zoals ze vroeger gemaakt werden; een kilo of 20-25, denk ik. Waarschijnlijk heb ik het ding geraakt terwijl ik het bed demonteerde, want hij viel om. En omdat hij achter mij stond/viel, merkte ik dat pas toen hij mijn rug raakte. Ik heb zelden zo’n pijn gehad.
Gelukkig waren we in Rodez, en niet in één van die kleine dorpjes op het platteland, dus de rit naar de Urgences in het ziekenhuis was niet heel lang. Alwaar ik direct de scanner in moest, en vervolgens languit op bed met een flinke dosis morfine. Ik was bang dat er iets gebroken was, maar dat was gelukkig niet het geval. Maar de opdonder was zwaar genoeg om op de scan te zien te zijn — wat met een ‘gewone’ kneuzing of blauwe plek niet het geval is —, en dus mocht ik nog even blijven, en pompte men de morfine ook nog even door.
Frankrijk is een enorm gemedicaliseerde samenleving: drogisterijen zoals in Nederland kennen we hier niet (zelfs voor een gewone pijnstiller moet je naar de apotheek), en het aantal apotheken is dan ook niet te tellen; verder kom je overal medische laboratoria tegen, en wordt je op tv en in de krant doodgegooid met reclame voor genezende en preventieve medicijnen. De verpleegster schrok dan ook een beetje toen ik zaterdag- of zondagavond (ik ben de tel kwijt) zei dat ik geen morfine meer wilde; ze moest dat even met de dokter overleggen, maar die was er de volgende dag pas weer. Ik hield voet bij stuk, en accepteerde de morfine-vrije, en dus minder sterke pijnstiller die ze me uiteindelijk aanbood.
Toen de dokter de volgende dag langskwam, had hij al gehoord dat ik ’s ochtends inmiddels al een klein rondje over de etage gelopen (nou ja, gestrompeld) had, en hij had er geen probleem mee dat ik geen morfine meer wilde; hij leek het zelfs wel te waarderen dat ik het heft voor mijn herstel een beetje in eigen hand nam.
Na het weekend was het ziekenhuispersoneel weer op volle sterkte, en kreeg ik fysiotherapie, warmtebehandelingen, en een apparaat dat zwakke elektrische stroompjes geeft, om de doorbloeding te stimuleren.
In het weekend was er nog sprake van geweest dat ik misschien maandag het ziekenhuis weer kon verlaten, maar daar zagen we maandagochtend unaniem van af.
Verschillende compagnons zijn in de loop van de week even bij me langsgeweest, en dat deed me goed. Ik ben hier onder mensen die het belang van solidariteit kennen.
Gisteren had ik een slechte dag, en de verpleegster was opgelucht dat ik de morfine aannam die ze me aanbood, maar dan wel 5 milligram, de lichtste die ze had.
En vanmorgen ging het weer redelijk, en dus mocht ik, na een laatste bezoek van de kine (fysiotherapeut), het ziekenhuis verlaten. Ik kreeg wel een hele lijst mee voor de apotheek — 3 verschillende medicijnen, plus een gordel die ik om moet als ik moet tillen —, mag in ieder geval deze week nog niet werken, moet een fysiotherapeut bezoeken, en moet over een maand weer terugkomen voor een controle; het apparaat voor de elektrische stroompjes heb ik van het ziekenhuis meegekregen, moet ik 4 keer per dag 1 tot anderhalf uur gebruiken, en mag ik maximaal een half jaar houden.
Maar ik ben in ieder geval verlost van die deprimerende ziekenhuisomgeving (omdat ik geen afspraak gemaakt had voordat ik me liet afleveren bij de Noodgevallen, was er geen ruimte voor me bij de andere rugpatiënten, en lag ik, in een eigen kamer, op de afdeling geriatrie).
Het eten was trouwens ook vreselijk. Ik weet het: dat is altijd zo in ziekenhuizen; maar voor een land dat zo beroemd is om haar keuken, vond ik het toch raar.
En zo had ik eindelijk weer eens wat te vertellen op mijn blog.
Ik hoop dat het volgende verhaaltje wat pijnlozer komt.
Je ne peux pas t’aider, je n’ai rien à te donner.
Mais toi, tu peux m’aider à aider les autres.
Ik kan je niet helpen, ik heb niets dat ik je kan geven.
Maar jij kunt mij helpen de anderen te helpen.
Die twee zinnen spelen nu al weken door mijn hoofd, en ik vind ze prachtig.
Omdat ze nu weer boven kwamen drijven (op de achtergrond laat de tv een programma zien waarin een dorp in actie komt om het huis van een buurfamilie af te bouwen dat half-af is achtergelaten door een failliete aannemer), vond ik het tijd om ze maar eens te delen.
In november 1949 ontmoette Henri Antoine Grouès — beter bekend als l’abbé Pierre (‘abt Pieter‘) — Georges Legay, een suïcidale dakloze. L’abbé Pierre heeft toen bovenstaande tegen Georges gezegd (het kan een beetje opgeschuurd en gevernist zijn met het verstrijken van de tijd, zoals vaak gebeurt met historische gebeurtenissen). Georges nam de uitdaging aan, en werd daarmee de eerste compagnon d’Emmaüs.
Naar aanleiding van die gebeurtenis richtte l’abbé Pierre de Emmaüs-beweging op, en het aantal mensen in nood dat sindsdien bij Emmaüs (inmiddels 350 organisaties in 37 landen) onderdak, werk en waardigheid heeft gevonden, is niet te tellen; en daarnaast zijn er dan nog de mensen die in een huis wonen dat gebouwd is en tegen een fatsoenlijke prijs verhuurd wordt door Emmaüs, de mensen die van een Emmaüs-winkel gratis een inrichting voor hun appartement/kamer aangeboden kregen (ik heb er inmiddels een paar bezorgd), de mensen die voor kortere of langere tijd gebruik maakten van de noodopvang die Emmaüs biedt, de waterputten en andere zaken die Emmaüs in arme landen gebouwd heeft, enzovoort.
Ik neem duizend petten af voor l’abbé Pierre.
Maar waar het uiteindelijk om gaat, niet alleen bij Emmaüs, maar in het leven, dat zijn die twee zinnen: als we allemaal de anderen helpen, winnen we allemaal.
Een maand geleden is het alweer, dat ik voor het laatst een ‘echt’ stukje schreef. De tijd vliegt.
Maar eerlijk gezegd is er ook niet heel veel gebeurd om over te schrijven.
Ik zit 5 dagen per week op de vrachtwagen. Nou ja, dagen… Het is tot nu toe nog niet gebeurd dat we een volle dag werk hadden.
En in mijn vrije tijd programmeer ik een beetje. Gewoon, hobbyprojectjes. Heerlijk om te doen waar je goed in bent, vooral als er geen klant of baas over je schouder meekijkt, en je je helemaal kunt laten gaan, en elke impuls kunt uitwerken, om hem vervolgens weg te gooien. Bovendien word je van de tv, ook in Frankrijk, nou eenmaal niet echt vrolijk.
Aanstaande dinsdag heb ik een afspraak met le responsable — de baas, zeg maar, hoewel de organisatie hier heel plat is — om te praten over formations (opleidingen, cursussen, workshops). Emmaüs heeft een heel scala aan formations, op verschillende gebieden. Maar die zijn niet allemaal beschikbaar voor compagnons. In feite is slechts een klein deel open voor compagnons, en dat zijn niet de meest interessante (afvalscheiding, de waarde van tweedehands meubels inschatten, fietsen repareren, …). De cursussen voor vrijwilligers zijn al een beetje minder suf, en de cursussen voor werknemers zijn het interessantst: daar zitten zaken bij als ‘rechten van buitenlanders in Frankrijk’, ‘begeleiding van families in nood’, etc. En dus heb ik aangegeven dat ik één of meer van die interessantere cursussen wil volgen.
Tijdens mijn wandeling naar Compostela had ik al besloten dat ik niet meer terug wilde in business, maar mijn tijd wilde besteden aan het helpen van mensen die dat nodig hebben. Na een paar niet-altijd-geslaagde klussen bij particulieren tegen kost en inwoning, en een teleurstellend hoog toeristen-gehalte onder pelgrims naar Santiago de Compostela op de Chemin du Puy, had ik eind vorig jaar al het idee dat ik in de wereld van de daklozen wellicht een terrein had gevonden waar ik iets kon betekenen, maar ik wist nog niet hoe ik dat moest aanpakken. En wellicht heb ik nu bij Emmaüs de organisatie gevonden waar ik dat vorm kan geven.
Ik wil proberen — op termijn — een echte baan bij Emmaüs te vinden, tegen een echt salaris. En de leidinggevende in Rodez lijkt daarvoor open te staan. Dinsdag weet ik welk idee hij in zijn hoofd heeft.
Mocht dat allemaal niet lukken, dan ben ik ook nog stapje voor stapje op weg naar mijn bestelbus. Voor het eerst in mijn leven spaar ik: ik geef zo weinig mogelijk uit, en de rest gaat naar de bank. Bovendien verdien ik af en toe een extraatje met verhuizingen of andere klusjes — soms zijn er mensen die vragen of er compagnons in het weekend beschikbaar zijn voor een paar extra handen — en ook dat gaat netjes naar de bank.
Na de verhuizing van morgen ben ik op een kwart bestelbus.
Aanstaande maandag rijd ik met de bestelbus van Emmaüs naar de Gers, om mijn spullen bij Marinette op te halen. Over een week of 2, 3 vertrekt er een compagnon, en krijg ik zijn (grotere) kamer. Tot die tijd moet ik dan nog even over mijn dozen heen klimmen als ik naar bed wil, maar dat moet dan maar.
In het voorjaar hoop ik dan even heen en weer te kunnen naar Nederland voor de spullen die daar nog opgeslagen staan. Als ik hier 3 maanden werk, heb ik recht op een week vakantie (en daarna komen er elke maand 2 dagen bij, geloof ik). Tegen die tijd moet ik ook wel genoeg geld hebben om een autootje te huren, of misschien zelfs een tweedehandsje te kopen.
Maandag dus mijn spullen, en daar zitten ook de kabeltjes van mijn camera bij, dus van de week ook weer eens wat foto’s. De foto’s van mijn telefoon staan gelukkig op de SD-kaart, want mijn telefoon is van de week geheel onverwachts overleden. Ik hoop dat het een batterij-probleem is, want bij de spullen die ik maandag ga ophalen, zit ook een reserve-batterij.
Die titel betekent ‘Tussen kerst en oudjaar’; ’t is best lastig om steeds weer een originele titel te bedenken…
Ik ben inmiddels 3 weken in Rodez, en ik heb mijn draai aardig gevonden. Met de meeste collega’s kan ik het goed vinden, en ik heb met niemand ruzie; klinkt misschien wat raar om dat laatste te vermelden, maar probeer je even voor te stellen hoe het zou kunnen lopen als zo’n 20 mensen — vrijwel allemaal mannen — niet alleen dagelijks met elkaar werken, maar ook nog eens allemaal in hetzelfde gebouw wonen.
Afgelopen week was ik een week eerste (want enige) chauffeur: Cyrille lag op bed met pijn in zijn rug. Rashid besloot na een paar dagen dat Cyrille op bed mocht blijven, want in die week kregen we vrijwel overal een pourboire (‘fooi’; letterlijk: ‘voor drinken’, €1-€5 pp). Na een beetje reflectie hebben we echter besloten dat dat waarschijnlijk met de feestdagen te maken had.
Vorige week zondag zijn we een dag met een paar man naar Andorra geweest. Een flinke rit om boodschappen te doen (4 uur heen, 4 uur terug), maar de prijzen voor drank en tabak zijn daar erg laag, en omdat we met een paar waren, werd het als Emmaüs-uitje bestempeld, en betaalde Emmaüs de diesel. Officieel is alcohol niet toegestaan in het gebouw, maar we zitten hier op een industrieterrein net buiten de stad, en ’s avonds is er niets anders te doen dan tv-kijken, dus zo’n verbod is niet houdbaar; bovendien zou het niet te controleren zijn, omdat we op onze eigen kamer recht hebben op onze privacy, en dus is dat verbod in de praktijk omgebogen tot ‘zolang je maar niet dronken op je werk verschijnt’. En dus kon ik in Pas de la Case die liter bruine rum voor €3,30 en die liter pastis voor €2,80 niet laten liggen, en €9,99 voor 100 gram tabak is ook een prijs die we in Frankrijk of Nederland al heel lang niet meer gezien hebben. Gelukkig waren we wel alledrie heel bescheiden geweest met onze inkopen, want zo makkelijk als het met mijn kop is om een lift te krijgen, zo makkelijk is het met mijn kop ook om er bij een politie- of grenscontrole uitgepikt te worden (Andorra heeft nog grenscontroles en ik reed); we mochten even aan de kant, maar vervolgens ook gewoon weer verder.
Het kerstdiner was geweldig (of eigenlijk de kerstdiners: kerstavond ’s avonds en eerste kerstdag ’s middags). Eén van de compagnons is jarenlang kok geweest in prestigieuze restaurants, en heeft dat met kerst even laten zien: alles was huisgemaakt, tot en met de foie gras en de boudin blanc. Goed, er waren wat dingen die voor mij niet weggelegd zijn, zoals oesters en slakken, maar er zijn mensen die het met kerst minder goed hadden dan die club daklozen die hier aan tafel zat. Het diner met oud en nieuw wordt door dezelfde kok gemaakt, en dat vindt niemand erg.
Ik hoop van de week de zin te kunnen vinden om weer eens wat foto’s te plaatsen. De kabeltjes van mijn telefoon en camera ben ik vergeten bij Marinette op zolder, zo’n 300 kilometer hiervandaan, met de spullen die ik verwachtte deze winter niet nodig te hebben, dus ik moet alles via bluetooth op mijn laptop zien te krijgen (en dat gaat l.a.n.g.z.a.a.m…).
Voorlopig wens ik iedereen een hele fijne jaarwisseling.
Het leven is hier helemaal niet slecht.
De eerste week zat ik in een chambre de passage. Zoals de naam al een beetje verklapt, is dat een kamer voor mensen die hier tijdelijk verblijven. Veel Emmaüs-vestigingen hebben zich aangemeld bij 115, om te fungeren als logement d’urgence; omdat er geen andere kamer vrij was, heb ik een weekje in zo’n tijdelijke kamer gebivakkeerd.
Gisteren heb ik dan een meer permanente kamer gekregen, maar we hebben nu al besloten dat ook dat weer tijdelijk is: het kamertje is erg klein, en aangezien er binnenkort waarschijnlijk 1 of 2 compagnons (zo noemen ze Emmaüs-medewerkers) weggestuurd worden, kan ik hopelijk snel over naar een grotere kamer.
Het eten is goed. Kan ook niet anders met 4 koks in de groep. Er is altijd veel keuze (vlees/vis, verschillende groenten), altijd vooraf/hoofd/kaas/dessert, en het is altijd teveel. Het zou me niet verbazen als ik hier weer een beetje ga terugwinnen van de 25 kilo die ik tijdens mijn pelgrimage verloren heb, en tot nu toe nog niet terug heb. Ik heb me dan ook vast voorgenomen om een beetje gebruik te gaan maken van de fitnessruimte die hier staat te verstoffen. (Een fitnessruimte, ja: dat spul komt hier allemaal gratis binnen, dus waarom zou je het niet ergens neerzetten voor de compagnons?)
Het werk is oké. Ik ben tweede chauffeur, dus als er genoeg werk is voor 2 vrachtwagens heb ik mijn eigen wagen, en anders ben ik ’s ochtends bijrijder en ’s middags chauffeur op de eerste vrachtwagen (op die manier kan de andere chauffeur ’s middags een biertje drinken). Het werk is zwaarder dan in de winkel of op het depot, maar van de andere kant zijn de dagen korter: klaar is klaar. Bovendien krijgen we (heel) af en toe een fooi, en zijn we vrijer dan de collega’s.
Er zijn natuurlijk ook weleens ongemakken (zo stoort bijvoorbeeld de enkelband van één van de collega’s op de wifi), maar al met al heb ik het hier niet slecht naar mijn zin. Ik heb het arbeidsbureau al laten weten dat ik voorlopig niet op zoek ben naar werk, en ik solliciteer niet meer. Er staan nog wel een paar sollicitaties open in de Pyreneeën en de Alpen, en als daar nog een reactie op komt, bestaat de kans dat ik ga, maar aangezien het winterseizoen inmiddels is begonnen, verwacht ik geen reactie meer.
Goed, om die 2.000 euro voor een bestelbus bij elkaar te krijgen, moet ik hier een klein jaartje werken, maar ja: het loopt zoals het loopt…
|
Privacy De applicatie die wordt gebruikt voor het verzamelen van statistieken over het bezoek op deze website, anonimiseert de verzamelde informatie door de laatste byte van het IP-adres te verwijderen. Ook respecteert deze applicatie de Do Not Track instelling van je browser.
Helaas zijn de ontwikkelaars van WordPress en de WordPress plug-ins minder respectvol. Je privacy kan daarom helaas niet gegarandeerd worden op deze website.
|
Recente reacties